Heroïsche en vooruitstrevende wetenschap: wat willen we nog meer?

Sinds de twintigste eeuw zijn we ons door de explosieve groei van kennis juist meer bewust geworden van wat we niet weten. Hoe heeft wetenschapsfilosoof Karl Popper bijgedragen hieraan?
Leestijd 2 minuten — Ma 1 maart 2010
Betrouwbare kennis

De ontdekking van DNA leek een grote doorbraak in de wetenschapsgeschiedenis. Zo zouden we op basis van DNA medicatie voor alle mogelijke ziektes kunnen ontwikkelen. Inmiddels weten we dat de groei van kennis over DNA niet voldoende is voor medische zekerheid. Sinds de twintigste eeuw zijn we ons door de explosieve groei van kennis juist meer bewust geworden van wat we niet weten. In de vierde lezing binnen de reeks Betrouwbare kennis vertelt Herman Philipse hoe de bekende wetenschapsfilosoof Karl Popper heeft bijgedragen aan dit onzekere wereldbeeld. Hoe kunnen we tegenwoordig weten wat wetenschap is en wat niet?

In reactie op de worstelingen met het inductieprobleem van de logisch positivisten, gaat Popper op zoek naar een methodologie die de groei van wetenschappelijke kennis maximaliseert. Hij ontwikkelt een deductieve methode: in plaats van op zoek te gaan naar waarnemingen die onze theorieën kunnen bevestigen, moeten we uitzonderingen nastreven die algemene uitspraken weerleggen. De wetenschap krijgt hiermee een heroïsch karakter, volgens Philipse. Met een gewaagde hypothese onder de arm, moet de wetenschapper namelijk zijn of haar theorie proberen te 'falsifiëren'. Een zwarte zwaan kan dan bijvoorbeeld de stelling dat alle zwanen wit zijn onder uit halen. Naast een nieuwe visie binnen de wetenschap, biedt falsificatie ook een nieuw criterium om wetenschap te onderscheiden van pseudo-wetenschap. Volgens Popper kan een theorie enkel wetenschappelijk zijn als de mogelijkheid tot weerlegging überhaupt bestaat.

Toch is dit naïef falsificationisme, dat zowel door anderen als door Popper zelf is bekritiseerd. Een blik in het verleden leert ons immers dat lang niet alle theorieën weerlegd zijn op basis van één uitzonderingsgeval. Integendeel, theorieën worden vaak lang in stand gehouden met hulptheorieën voordat een wetenschappelijke revolutie plaatsvindt. Hierdoor groeit de wetenschap. Imre Lakatos, een leerling van Popper, ontwikkelt op basis van dit inzicht een nieuw criterium: niet falsifieerbaarheid, maar de mate van vooruitstrevendheid bepaalt de wetenschappelijkheid van een theorie.

De ideeën van Popper en Lakatos zijn volgens Herman Philipse erg aanlokkelijk. Ze bieden veel ruimte voor vooruitstrevendheid en diversiteit. Toch komen ook deze deductieve wetenschapsfilosofen, verrassend genoeg, niet helemaal af van het inductieprobleem. Hoe kun je immers generaliseren op basis van één waarneming in de praktijk? Wie zegt dat dit garantie biedt voor de toekomst? Het lijkt erop dat ook de heroïsche, vooruitstrevende wetenschap van Popper nog steeds niet verlost is van het inductieprobleem.

Luister en discussieer mee tijdens de volgende lezing van Herman Philipse op maandag 8 maart, waarin het hardnekkige inductieprobleem centraal zal staan.

Kijk de lezing over Karl Popper terug.