Jan Paul Schutten studeerde communicatie in Utrecht. In 1998 publiceerde hij zijn eerste boek De Bralmanak, een boek voor en over studenten. In 2003 schreef hij zijn eerste kinderboek Ruik eens wat ik zeg, de taal van dieren en planten waarvoor hij een Vlag en Wimpel ontving. De kinderboeken van Schutten gaan over veel verschillende onderwerpen, maar vooral over de geschiedenis en ervaringsverhalen. Zoals het boek Kinderen van Amsterdam over het Amsterdam van vroeger. Voor dit boek ontving hij in 2008 de Gouden Griffel. Dit jaar schrijft Jan Paul Schutten het kinderboekenweekgeschenk 2009.
'Vier mei', vertelt Jan Paul Schuten, 'is een belangrijke dag in onze geschiedenis'. Hij is dan ook vereerd dat hij actief aan deze dag mag deelnemen. Maar toch is Schutten ervan overtuigd dat een groot aantal aanwezigen hem veel meer te vertellen zullen hebben dan hij hen. Zij kunnen vertellen wie ze vandaag herdenken. Schutten, en velen met hem, behoren tot een generatie die niemand persoonlijk heeft gekend om te herdenken.
De traditie van 4 mei, de herdenking van de oorlogsslachtoffers, is begonnen toen iedereen nog een naam, gezicht of stem kende om te herdenken. Dit is tegenwoordig niet meer het geval. We mogen echter nooit vergeten wat we herdenken. De herinneringen aan de verschrikkingen die oorlog en haat met zich meebrengen moeten levend blijven, zodat wordt voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt.
Echter, keer op keer blijkt dat de geschiedenis zich herhaalt. Het gebeurt niet op exact dezelfde manier en locatie, maar wel met evenveel verschrikkingen en haat. Dit benadrukt dat we moeten blijven leren van het verleden. Er komt een dag dat niemand ons meer kan vertellen hoe de Eerste Wereldoorlog was en dat geldt ook voor de Tweede wereldoorlog. Als die dag komt, wordt het tijd dat de latere generaties de verhalen doorgeven aan de volgende generaties.
Vorig jaar schreef Schutten het boeken Kinderen van Nederland. Hierin beschrijft hij onze vaderlandse geschiedenis aan de hand van kinderen die ooit echt hebben geleefd. Toen hij het hoofdstuk over de Tweede Wereldoorlog ging schrijven, kreeg hij van historici enkele namen van kinderen aangereikt, wiens verhaal hij kon gebruiken. Deze verhalen zouden zeker erg geschikt zijn, maar toch koos hij voor het verhaal van zijn eigen familie. Een verhaal vanuit het perspectief van Evelien, zijn tante. Het is niet alleen haar verhaal, maar ook het verhaal van zijn moeder, opa en tantes. Het verhaal van de familie Brouwer uit Veenendaal.
Dit verhaal kan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog goed aan kinderen illustreren. Maar dat is niet de reden waarom Schutten voor dit verhaal heeft gekozen. Geschiedenis haal je namelijk niet alleen uit geschiedenisboeken. Geschiedenis kun je ook uit je eigen familie halen. Iedereen heeft zijn eigen verhaal en ieder verhaal geeft een nieuw perspectief op het verleden. Zolang de verhalen herinnert worden, blijven deze perspectieven bestaan. Hierdoor blijft een compleet beeld van de geschiedenis bewaard.
In zijn boek spoort Schutten kinderen aan om hun grootouders te vragen te vertellen over de Tweede Wereldoorlog, over het verleden. Een dergelijk persoonlijk verhaal grijpt veel meer aan dan elk ander verhaal, omdat je er een gezicht en een stem bij hebt. Je vergeet het nooit meer, zal dit verhaal ook weer doorvertellen en dat is nu juist de bedoeling. De wereld heeft deze verhalen nodig. Verhalen uit de tweede Wereldoorlog, verhalen van vluchtelingen uit oorlogslanden. Zolang verhalen blijven bestaan, doven de herinneringen niet maar groeien ze juist.