Onderzoeker van het toeval: Vincent Icke over kunst en wetenschap

Goede kunst en goede wetenschap kunnen beide niet zonder onderzoek.
Leestijd 2 minuten — Do 22 april 2010

Bij de laatste is dat misschien vanzelfsprekender dan bij de eerste. Het onderzoek van een kunstenaar is echter op het eerste gezicht te herkennen in de ontwikkeling die zijn oeuvre doormaakt. Je ziet bijvoorbeeld hoe William Turner in zijn schilderijen steeds abstracter te werk gaat – hij onderzoekt de werking van het beeld en van zijn materiaal:

Vincent Icke is hoogleraar Astrofysica en beeldend kunstenaar. In de jaarlijkse Kunst- en Wetenschapslezing sprak hij bij Studium Generale over onderzoek als belangrijkste overeenkomst tussen wetenschappers en kunstenaars en kritiek als het belangrijkste verschil.

In het onderzoek speelt toeval een grote rol. Een goede onderzoeker, of het nu in de kunst of wetenschap is, laat dingen aan het toeval over om daarvan te leren. Hij observeert wat er gebeurt als hij het toeval zijn gang laat gaan. Vervolgens kan hij daar in zijn werk gebruik van maken, het onder controle brengen en gericht inzetten. Een ander belangrijk punt daarbij is het moment. Een goede onderzoeker weet het juiste moment te kiezen, dat spanning in een voorstelling brengt. Zoals in het beroemde schilderij van Goya, De executie van de opstandelingen op 3 Mei 1808:

Vincent Icke gebruikt in zijn eigen kunst beelden die vanuit zijn wetenschappelijke werk vanzelf naar voren komen: opnames uit de Hubble telescoop van twee sterren die om elkaar heen draaien. Uit die opnames, die dus min of meer toevallig ontstaan, kiest hij het juiste moment om te gebruiken. Daarna wordt de voorstelling aangepast, op basis van onderzoek naar bijvoorbeeld kleuren. Op zijn website is het resultaat te bekijken.

Het grote verschil tussen kunst en wetenschap ziet Icke in de kritische beoordeling van beide. In de wetenschap is er een externe, natuurlijke werkelijkheid ('het heelal') die bepaalt of het onderzoek deugt of niet. De resultaten kunnen getoetst en verbeterd worden. In de kunst zijn het echter de beschouwers die de waarde van het artistieke onderzoek bepalen. En ieder mens kan een kunstwerk weer anders beoordelen. Kunst zegt iets over die mens, niet over het heelal – een wezenlijk verschil.

Veel schilders maken een ontwikkeling door van figuratief naar abstract, is dat een resultaat van het onderzoek doen? En hoe zit dat in de wetenschap? Is daar ook niet een ontwikkeling te zien in een steeds abstractere richting, zeker in het vakgebied van professor Vincent Icke? Hij is er in elk geval stellig van overtuigd dat er sprake is van vooruitgang. Maar hoe staat het met de wetenschap van de kunsten, die een interpretatief karakter heeft? Genoeg om verder over na te denken.