Als een vis in de oersoep: begin van evolutie

We zien onszelf graag als middelpunt van de evolutionaire geschiedenis. Niets is minder waar. De bouwstenen van het menselijk lichaam komen uit een tijd waarin de mens nog niet bestond.
Leestijd 2 minuten — Do 8 september 2011
Evolutie van de gewervelden

'Wij mensen zijn gewoon doorgeëvolueerde kwastvinnige beenvissen.' De menselijke schedel is in al zijn onderdelen te herleiden tot botten en zelfs kieuwopeningen van evolutionaire voorouders die honderden miljoenen jaren geleden in het water leefden. Prof. Jelle Reumer vertelt het verhaal van de evolutie van de gewervelden haast geamuseerd. Dat de mens een product is van een evolutionaire geschiedenis die begon in de oersoep, zullen weinig mensen in het publiek betwijfelen. Om zo in vogelvlucht langs drieëneenhalf miljard jaar aanpassing en ontwikkeling te scheren, zet het menselijk leven toch wel in een heel relativerend licht.

Relativeren is ook nodig, want het antropocentrisch denken zit diep ingebakken: we zijn geneigd om onszelf (oftewel de mens) als middelpunt van de wereld zien en als voorlopig eindpunt van de evolutie. Zelfs een hoogleraar in de paleontologie zoals Jelle Reumer ontkomt daar niet aan, bekent hij. Het is nu eenmaal moeilijk om buiten je eigen gezichtspunt te stappen en de hele natuurlijke leefwereld in ogenschouw te nemen, uitgestrekt over die enorm lange geschiedenis. Niettemin: als je het een kip zou vragen, zou die evengoed beweren het middel- en eindpunt van de evolutie te zijn.

Uiteraard is dat besef niet zomaar van de ene dag op de andere gekomen. De paleontologie kent een avontuurlijke geschiedenis die Reumer kort recapituleert. De ontdekking van de wereld, zoals de expansie in Amerika, ging ook gepaard met de ontdekking van de geschiedenisvan de wereld. Van dinosauriërbotten in het Mid-Westen tot mammoetresten hier in Nederland: het zijn stukjes van een puzzel die steeds groter wordt, hoewel hij nooit compleet zal zijn.

Het verhaal van 'de gewervelden' begint zoals dat van al het leven in het water. Via verschillende worm- en vissoorten die in kleine stapjes steeds verder evolueerden, ontstonden organismen met de geschikte voorwaarden om tot een gewervelde uit te groeien. Een primitieve vorm van een ruggengraat, een zwemblaas die uiteindelijk het ademhalen mogelijk zou maken, vinnen die zouden uitgroeien tot voor- en achterpoten: al die kenmerken die we als specifiek voor lopende landdieren zien, zijn terug te herleiden tot de vis.

Er moet een wezen zijn geweest dat als eerste het water verliet en aan land kroop. Deze missing link is bekend, het is de 'tiktaalik'. Is het een vis? Is het een viervoeter? Een amfibie? Eigenlijk kan de tiktaalik in alle categorieën vallen. Dat maakt hem ook zo interessant. De eerste stappen die hij aan de oever van prehistorisch Canada zette, vervolgt hij in de volgende lezing, als de gewervelden definitief aan land zijn gekropen.

Kijk de lezing van Jelle Reumer terug: Wat is een vertebraat?