De mythes van sociaal ondernemerschap

Winst behalen en tegelijkertijd de wereld een stukje beter maken. Sociaal ondernemen is wat je noemt ‘win-win’. In Nederland hebben we het idee dat we koploper zijn, maar klopt dat idee wel?
Leestijd 3 minuten — Ma 31 oktober 2016

Tony Chocolonely maakt chocola die goed verkocht wordt én zorg draagt voor de werknemers. Slaafvrije chocola, die ook nog lekker is. Dat klinkt ideaal. Zo vormt Tony Chocolonely een goed voorbeeld van sociaal ondernemerschap: ondernemen met een maatschappelijke missie. Er is weliswaar een verdienmodel, maar het behalen van winst is geen doel op zich. In Nederland kennen we volgens prof. dr. Erik Stam (Economie, UU) in theorie een gunstig klimaat om succesvol sociaal te kunnen ondernemen. Toch stelt hij tijdens het Culturele Zondag College dat het in de praktijk vies tegenvalt hoe succesvol Nederland het doet op het gebied van sociaal ondernemerschap. Zo 'hot' is sociaal ondernemerschap niet in Nederland, stelt hij. Bovendien denken we dat het de zzp'ers zijn die zorgen voor grootschalige vernieuwing, maar ook dat is een mythe. Hoe zit dat precies?

De eerste mythe: sociaal ondernemerschap is hot business in Nederland

Sociaal ondernemerschap kent een prominente rol in het publieke debat en de media schenken er veel aandacht aan. Zo heeft de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld een Actieprogramma Sociaal ondernemen en organiseert het NRC Impact days. Het lijkt daarom alsof Nederland het best aardig doet als het aankomt op sociaal ondernemen. Daarnaast laten studies zien dat er veel waardering is voor zelfstandig ondernemen als carrièrekeuze. Nederlanders lijken geen angst te hebben om te falen als ze een eigen bedrijf oprichten. Voeg daaraan toe dat we groot vertrouwen hebben in onze medeburgers, waardoor transacties makkelijker dan ergens anders tot stand komen en dat Nederland gemiddeld een zeer hoog opleidingsniveau kent. Bewustzijn, check. Gunstige voorwaarden, check. Alle ingrediënten lijken kortom aanwezig te zijn om te floreren als sociaal ondernemer. Maar Stam stelt dat als we naar de harde cijfers kijken, Nederland in Europa bepaald geen koploper is. Want daarvoor leveren ze onvoldoende maatschappelijke impact. Sociaal ondernemerschap is in Nederland dus minder 'hot' dan we denken.

De tweede mythe: zzp'ers zorgen voor grootschalige vernieuwing

Volgens Stam is er sprake van een 'Nederlandse Ondernemerschap Paradox'. In theorie kent Nederland een gunstig klimaat om succesvol sociaal te kunnen ondernemen, of zelfs het succesvolste land van Europa te worden. Alle bovenstaande voorwaarden zijn er immers. Toch zijn Nederlandse zzp'ers in de praktijk vooral bezig om ervoor te zorgen dat ze zelf brood op de plank brengen, niet om meer werk te generen en maatschappelijke impact te creëren. We zijn weliswaar een ondernemend landje, maar grootschalige vernieuwingen blijven voor alsnog uit. Hoe komt dat?

Niet praten, maar doen

Nederland is slechts een middenmoter als het aankomt op sociaal ondernemen. Stam suggereert dat hier meerdere verklaringen voor zijn. Zo kan de overheid meer werk overlaten aan ondernemers en daarbij ook meer opdrachten uitdelen aan spelers die niet al bij de grote, gevestigde orde horen. Maar toch ligt de grootste taak bij de ondernemers zelf. Vooralsnog zijn ze namelijk vooral bezig met het ophouden van hun eigen broek. We zijn wel ondernemend, maar slechts beperkt sociaal ondernemend. De impact stopt dus bij de eigen voordeur. Om grootschalige maatschappelijke verandering te bewerkstelligen is een bepaalde mentaliteit nodig, een visie die verder rijkt dan ervoor zorgen dat je een Volvo kan rijden en twee keer per jaar op vakantie kan. Misschien is dat waar het aan schort, wie zal het zeggen? De condities zijn in ieder geval al op orde, nu wij nog.