‘Wederopbouw is geen Bob de Bouwer’

Als ergens een oorlog woedt dringen de beelden zich op van zwartgeblakerde flats, ondergelopen schuilkelders en eindeloze hopen puin. Nadat het stof is neergedaald en gevluchte bewoners huiswaarts willen keren begint er vaak een nieuwe strijd: hoe wordt de schade hersteld en wie mag dat bepalen?
Leestijd 3 minuten — Do 21 december 2023
Oorlog en vrede

‘Wederopbouw gaat niet zoals in de bekende kinderserie Bob de Bouwer: het is geen kwestie van wat cementzakken bij elkaar zoeken en aan de slag gaan’ vertelt sociaal wetenschapper prof. Thea Hilhorst (EUR). Burgers moeten inspraak hebben in de plannen voor wederopbouw, en het is belangrijk op een duurzame manier te bouwen die ook rekening houdt met de energietransitie waar we voor staan. Het liefst herbouw je op een manier die het gebied verbetert ten opzichte van de staat waarin het vóór het conflict verkeerde. ‘building back better’ is dan het motto.

Dat klinkt allemaal mooi, maar het herstellen van oorlogsschade heeft flink wat voeten in aarde. Waar humanitaire hulp zo snel mogelijk moet worden opgestart, is het belangrijk om bij het herstellen van oorlogsschade niet te overhaasten. Dat kan namelijk uitmonden in een oneerlijk resultaat, bijvoorbeeld waarin oorspronkelijke bewoners niet terug kunnen keren naar hun huizen, omdat de nieuwe woningen niet geschikt of te duur zijn geworden.

Snel starten met bouwen lukt vaak niet, bijvoorbeeld door onduidelijkheid over het eigendomsrecht van grond. Hilhorst: ‘In Oekraïne is het Kadaster echt niet op orde’. De rechtmatige eigenaar van een stuk land kan na het afronden van een bouwproject ineens op de stoep staan en eigendomsrechten claimen. Dat kan herstelprocessen met jaren vertragen.

Indien het lukt om een kapotgeschoten wijk weer te herbouwen, blijft er altijd een risico: het geweld in conflictgebieden laait vaak binnen vijf jaar weer opnieuw op. Het is natuurlijk erg jammer als nieuw gebouwde infrastructuur meteen weer vernietigd wordt door oorlogsgeweld. Een belangrijk deel van wederopbouw is dan ook het voorkomen van nieuwe conflicten, aldus Hilhorst. ‘Vorig jaar april stonden we al te debatteren over de wederopbouw in Oekraïne, maar het was nog helemaal niet duidelijk hoe de oorlog verder zou verlopen.’

De politiek van wederopbouw in Syrië

Hoe ingewikkeld het opbouwen van een land kan zijn zie je in Syrië. Daar is geen centraal bestuur meer, maar het land is opgedeeld en staat onder controle van allerlei verschillende partijen: het regime van dictator Assad, de -deels Koerdische- Syrische Democratische Strijdkrachten, een leger dat door Turkije gesteund wordt en een jihadistische beweging (HTS) die is voorgekomen uit het Syrische Al-Qaidafiliaal.  Conflictwetenschapper en voormalig ontwikkelingswerker Mohammad Kanfash (UU) legt uit hoe deze verdeeldheid het opbouwen Syrië bemoeilijkt.

‘We moeten in Syrië niet alleen denken aan herstel van schade, maar ook aan het opnieuw opbouwen van de staat zelf. Door de machtsdynamiek waar verschillende partijen aan mee doen, ontstaat er een nieuw strijdveld dat draait om de wederopbouw van Syrië.’ Bijvoorbeeld door de sancties die de VS oplegden aan het deel van Syrië dat door het regime van Assad wordt gecontroleerd. Deze sancties beperken en verbieden de wederopbouw. Niet alleen zorgen die er voor dat andere investeerders, zoals de Chinese en Russische, worden weggejaagd, maar ook dat het voor allerlei bedrijven heel moeilijk is om zaken als bouwmaterialen en zelfs voedsel te leveren aan Syrië.

De sancties zijn niet alleen streng, maar ook erg onduidelijk. Het is zelfs voor de advocatenteams van grote bedrijven heel moeilijk te voorspellen of een bepaalde overeenkomst met een Syrisch bedrijf toegestaan is. Dat zorgt ervoor dat Syrië in armoede vervalt: 90% van de Syriërs leeft in armoede, circa 46% van de volwassenen slaat maaltijden over zodat hun kinderen kunnen eten. Volgens Kanfash zijn deze sancties erg schadelijk voor de burgerbevolking en moeten ze dringend opgeheven worden

Kanfash trekt de beweegredenen van Westerse landen om de sancties te steunen, in twijfel. ‘Ze zeggen dat het is om “op te komen voor mensenrechten” en om te zorgen dat er geen precedent geschept wordt voor andere dictators in de regio’. Het doel is dus om Assad’s regime en oorlogsmisdaden niet te ‘belonen’ met geld en hulp, en om andere dictators uit de omgeving niet het idee te geven dat ze ongestraft hun eigen bevolking aan kunnen vallen en onderdrukken.

Misschien willen Westerse landen de sancties niet opheffen om een meer cynische reden, suggereert Kanfash: ze creëren bewust spanningen in een land door de bevolking in honger en armoede te laten leven, en daarmee de bevolking te stimuleren het regime omver te werpen. Het doel van het Westen zou zijn om Assad in toom te houden, en een vinger in de pap te krijgen in deze strategisch belangrijke regio.

Hilhorst en Kanfash zijn het eens dat in wederopbouw altijd de behoeften van burgers boven grotere politieke belangen moet staan, net als bij humanitaire hulp. Angst van hulporganisaties dat zij indirect een oorlogsmisdadiger steunen of dat het ingezamelde geld in de zakken van corrupte projectontwikkelaars verdwijnt is ‘gegrond, maar geen reden om dan maar niets te doen. Zaken als corruptie houd je altijd, maar mensen hebben recht op woningen en andere voorzieningen’ volgens Hilhorst. ‘En vergeet ook niet dat een land zichzelf wederopbouwt: mensen gaan echt niet wachten met hun huis repareren tot de oorlog voorbij is. Nee, die zoeken zelf wat bouwmaterialen bij elkaar en gaan aan de slag.’