'Een kindje minder kan geen kwaad.’

De evolutietheorie veranderde het denken over wie wij zijn, de oorsprong en de toekomst van het leven.
Leestijd 4 minuten — Wo 4 februari 2009
Na Darwin

“Een kindje minder kan geen kwaad.”
Professor Jelle Reumer (UU) opent de Studium Generale-reeks Na Darwin
4 februari 2009

Het kan niemand ontgaan zijn: 2009 is Darwinjaar. Ook Studium Generale organiseert een lezingenreeks waarin Darwin en zijn denken centraal staan. Professor Jelle Reumer opende op 4 februari de serie getiteld “Na Darwin”, waarin de relatie tussen evolutietheorie en verhaal, geloof en spiritualiteit centraal staat.

Reumer is een overtuigd Darwinist, zo blijkt direct. Het Darwinisme, begint hij, heeft invloed op alle terreinen van de wetenschap en ook op ons dagelijkse denken. Daarnaast heeft het belangrijke filosofische implicaties: het denken over wie wij zijn, over de oorsprong en de toekomst van het leven zijn compleet veranderd sinds de evolutietheorie. Het Darwinjaar, waaraan Reumer van harte meewerkt, is bedoeld om het Darwinisme nog verder in te bedden in het algemene gedachtegoed en in de maatschappij. Aan alle tegengeluiden te horen is dat nog steeds hard nodig.

Geloof vs. wetenschap, angst vs. nieuwsgierigheid
“Nothing in biology makes sense except in the light of evolution,” schreef Theodosius Dobzhansky. Alles in het menselijk lichaam is te herleiden tot evolutionaire processen die miljoenen jaren geleden gevormd zijn. Angst voor spinnen en slangen bijvoorbeeld, is een overblijfsel van het leven op de savanne. Op deze manier schijnt het Darwinisme zijn licht op dingen die anders geen verklaring hebben. De theorie dwingt ons om onze opvattingen te toetsen. Daarin is het Darwinisme inherent wetenschappelijk, het is net als de wetenschap te definiëren als “geïnstitutionaliseerde twijfel”.

Dit in tegenstelling tot het geloof, waarin juist alles vaststaat en twijfel geen plaats heeft. Dat maakt godsdienst aantrekkelijk. Er is veel wat we niet kunnen begrijpen of verklaren. Ook al staat de evolutietheorie als een huis, er blijven vragen openstaan. Hoe het universum is ontstaan en het leven is begonnen, weten ook Darwinisten niet. Hoewel het scheppingsmoment in de Bijbel ook niet eenduidig is, geven het geloof en de Bijbel toch een betrekkelijk helder antwoord. Dat spreekt mensen aan, het ontslaat ze van de noodzaak er zelf over na te denken of te twijfelen aan de zin van het bestaan.

Die zin staat in het geloof ook duidelijk vast. De aarde werkt toe naar een einddoel, de kroon op de schepping: de mens. Natuurlijk niet de prehistorische mens, nee wij, de West-Europese moderne homo sapiens staan bovenaan de boom des levens. Dit is een denkfout, zegt Reumer. Als we aan de oorwurm konden vragen wat de kroon op de schepping is, zou hij zeggen: de oorwurm, zonder twijfel.

De mens is geen doel, de oorwurm evenmin. “Het enige doel van het leven is dat het geen enkel doel heeft,” poneert Reumer stellig. Het leven is het resultaat van thermodynamica opgeteld bij natuurlijke selectie en vermenigvuldigd met een onuitputtelijke hoeveelheid tijd. In één woord: het toeval.

Het diepe in
Mensen zijn huiverig voor zoveel toevalligheid. Als het leven zinloos is, maakt dat mijn leven dan ook zinloos? Onzin, zegt Reumer, de zin bestaat wel, hij zit alleen in onszelf en niet in een hogere macht of een teleologisch doel voorbij de horizon van de tijd. Maar in plaats van huiverig en angstig te zijn, kun je het onbegrijpelijke in de wereld ook nieuwsgierig tegemoettreden. Ooit zul je zonder zwembandjes het diepe in moeten. En zonder die hinderlijke bandjes zal het zwemmen veel leuker blijken te zijn dan gedacht. “Doe die kurken af en kijk wat er gebeurt!”

Alles goed en wel, maar is de evolutieleer niet een geloof naast andere geloven? Waarom zouden we genoegen nemen met een doelloos leven op gelijk niveau met de oorwurm? Reumer laat op overtuigende wijze de wetenschappelijke aard van het Darwinisme zien. Hij maakt daarbij een dubbelslag: door technische eigenaardigheden van het menselijk lichaam te bespreken en die wetenschappelijk te onderbouwen, toont hij aan dat de mens helemaal geen perfect ontworpen organisme is dat een intelligente schepper veronderstelt.

Er zijn talloze functies en mechanismen in het lichaam aan te wijzen die weliswaar “adequaat ontworpen” zijn, maar “verkeerd gebruikt” worden. Neem de ruggengraat: die is “ontworpen” door de natuur voor een wezen dat op vier poten loopt. Maar de mens richtte zich op en zadelde de mensheid op met rugproblemen: de ruggengraat zakt in elkaar en verkoekt. Net als bij de walvis, overigens. “Typisch ontwerpfoutje, jammer voor de Heer,” sneert Reumer.

Weggevaagd of gedecimeerd
Daartegenover staat het feit dat veel wel goed gaat, anders waren we er natuurlijk niet geweest, dan had de natuur ons allang weggeselecteerd. Maar hoe lang zal dat nog duren? De wereld raakt overbevolkt, er is de constante dreiging van een pandemie. In 1800 stond de teller op één miljard mensen, nu loopt dat al richting de zeven. De exponentieel groeiende bevolking gaat gepaard met exponentieel groeiende problemen.

Uiteindelijk zal de natuur die problemen ook weer oplossen. Of de mensheid dan compleet wordt weggevaagd of gedecimeerd, van een kroon op de schepping zal niemand meer durven spreken. Reumer blijkt een vurig pleitbezorger van onderzoek naar overbevolking. De mens mag een toevallig product zijn, hij is wel het enige wezen dat in staat is te reflecteren op zijn bestaan en zijn eigen ondergang aan te zien komen. En dus is hij misschien ook wel het enige wezen dat in staat zal zijn zijn eigen ondergang af te wenden. Daartoe moeten allereerst de oorzaken van overbevolking worden aangepakt, door te zorgen voor volksverzekeringen, goede gezondheidszorg en bovenal: onderwijs.

Het Darwinisme hoeft ons niet onder te dompelen in een wreed universum. Het is de omgeving die selecteert en bepaalt wie op welke manier zal overleven. Verandert de omgeving, dan verandert de uitkomst van de selectie. Van spinnen en slangen hebben we niet veel meer te vrezen. De stad is voor het roofdier in de plaats gekomen, en die stad is onze natuurlijke habitat geworden. Als we daarvan doordrongen blijven, kunnen we misschien de ondergang van de mensheid nog even uitstellen. Want dat het leven zinloos is, wil immers niet zeggen dat onze levens het redden niet waard zijn.

Meer lezen over de strijd tegen overbevolking? Zie Global Population Speak Out.