Van apen tot zebravinken: de evolutie van natuurlijke ordening

Heeft de evolutietheorie overal een antwoord op? Het lijkt soms wel zo. Prof. Bolhuis zet het darwinisme op zijn plaats.
Leestijd 5 minuten — Wo 18 februari 2009
Na Darwin

Van apen tot zebravinken: de evolutie van natuurlijke ordening
Professor Johan Bolhuis over het 'Evangelie van St. Charles'

18 februari 2009

Als je maar ver genoeg de oertijd induikt, vind je overal een verklaring voor. Of kijk naar de apen: dan zie je de evolutie in de ogen. Professor Johan Bolhuis zet in zijn Studium Generale-lezing het darwinisme op zijn plaats. En passant schopt hij ook ons idee over een natuurlijk rangorde in de war.

Blijde boodschap
De evolutietheorie krijgt zoveel betekenis toegekend dat Bolhuis schertsend spreekt van het 'evangelie van St. Charles'. Darwin als verlosser voor de gehele wetenschap? Niemand zal Darwins genie ontkennen, maar toch is het belangrijk dat hij in een context komt te staan. Hoe mooi het soms ook klinkt, Darwins theorie is niet overal op toepasbaar.

Waar gaat ze dan wel over? Waaruit bestaat zijn 'blijde boodschap'? De evolutie is in de eerste plaats een soort geschiedschrijving, ze houdt zich bezig met de historische ontwikkeling van bepaalde eigenschappen. Een giraf heeft een lange nek, vergeleken bij een zebra. Er is dus variatie. De lange nek is overerfbaar: een babygiraf krijgt van zijn ouders een lange nek mee, een zebra niet. En dit alles is te danken aan de natuurlijke selectie, of liever de 'aangepastheid' van een eigenschap: er waren op dat moment vooral hoge bomen in de omgeving, waardoor giraffen met een lange nek beter aangepast waren en meer nakomelingen kregen.

Deze biologische evolutie is vaak ook toegepast op cognitief gebied. Als eerste door Darwin zelf in zijn boek The descent of man. Een aap zou in cognitief opzicht dichterbij de mens staan dan een vis of een vogel – een stelling die wij mensen intuïtief gauw zullen onderschrijven. Bolhuis laat echter overtuigend zien dat we hierbij niet blind op onze intuïtie kunnen vertrouwen.

Verliefde kat
Misverstand nummer één stamt al uit de middeleeuwen – van vóór Darwin dus. De Scala Naturae ordende voor de middeleeuwer de natuur. Bovenaan stonden de engelen, daar vlak onder de mens, vervolgens de hogere zoogdieren en zo verder omlaag wormen, vissen en sponzen. Ook al weet de mens tegenwoordig rationeel wel dat er van zo'n strikte hiërarchie eigenlijk geen sprake is, toch is het idee van een ordening maar moeilijk los te laten. De kloof tussen mens en aap, zullen de meesten zeggen, is kleiner dan die tussen mens en vis.

Een gevolg hiervan is antropomorfisme: het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren. Huisdiereigenaren zijn hier goed in: míjn kat is inderdaad verliefd op die van de buren. Maar ook wetenschappers maken zich hieraan schuldig. Frans de Waal, de beroemde apenonderzoeker, zag hoe apen na een gevecht getroost worden door een soortgenoot. Getroost? Bolhuis formuleert voorzichtig: de aap 'vertoonde een bepaald soort gedrag' van 'strelingen en zoentjes', zowel 'ten opzichte van de verliezer als de winnaar'. Dierlijke emoties zijn niet objectief waarneembaar. Een menselijke interpretatie van dierlijk gedrag kan zelfs belemmerd werken. Als iets duidelijk troostend bedoeld is, waarom zou je er dan verder onderzoek naar doen?

Uit verdere bestudering van de apenkolonie door Sonja Koski bleek dat de strelingen en zoentjes complexer in elkaar zitten dan het op het eerste gezicht lijkt. Zowel aanvaller als slachtoffer in het gevecht worden getroost. Maar die troost levert hen niet echt iets op, leidtniet tot minder stress. Koski trekt de conclusie dat het zogenaamde troosten eigenlijk zelfbescherming is, bedoeld om te voorkomen dat je zelf de volgende keer wordt aangevallen. Met empathie heeft dat niets te maken.

Lieve manieren
Apen zijn geen mensen, zoveel is duidelijk. Maar vanaf een andere kant geredeneerd blijkt antropomorfisme onzinnig. Ga er for the sake of the argument eens van uit dat apen elkaar troosten. Kijk vervolgens naar twee roeken die in een gevecht verwikkeld raken. Daar komt een derde roek aan. En ja hoor: hij streelt met zijn snavel op een 'lieve manier' de verliezende roek. Waren het chimpansees, dan hadden we geroepen: troost! Bij vogels zijn we daar niet toe geneigd.Maar we moeten kiezen: of het is allemaal troostgedrag, waardoor de hele middeleeuwse Scala Naturae op z'n kop komt te staan, of niet.

Een experiment met een kapucijneraapje laat nogmaals zien dat de kloof tussen mens en aap misschien wel groter is dan we denken. Hij moet met een stokje voer uit een buis zien te vissen. Erg goed is hij er niet in, of het lukt lijkt meer van toeval af te hangen dan van zijn vermogens. Dan de kraai. Hij haalt niet alleen in één keer het voer uit de buis, hij maakt zelfs gebruik van gereedschap om het experiment te doen slagen. Hij lijkt twee stappen vooruit te denken, terwijl die aap het steeds opnieuw niet begrijpt.

De kloof tussen mens en aap wordt steeds groter, terwijl die tussen mens en vogel slinkt. Wat zegt dat over evolutie? De mens staat in afstamming dichtbij de aap. Maar misschien is niet alleen de afstamming belangrijk. De mens en de kraai kunnen in het verleden te maken hebben gehad met dezelfde selectiedruk, waardoor ze op vergelijkbare wijzen hebben moeten zoeken naar vergelijkbare oplossingen. Werken met gereedschap bijvoorbeeld.

Culturele evolutie
Of het ontwikkelen van taal. Onderzoek naar zangvogels toont aan dat vogels liedjes leren van hun vader, op een vergelijkbare manier als waarop mensenkinderen dat doen. Wat blijkt? Zangvogels hebben net als mensen twee verschillende hersengebieden die met 'taal' te maken hebben: het ene voor het zingen of spreken, het andere voor het herkennen of begrijpen. En die apen? Die stoten wat geluiden uit die ze bij hun geboorte hebben meegekregen. Niemand die er wat van begrijpt, zelfs Darwin niet.

Het verst slaat de blijde boodschap van Darwin door in de evolutionaire psychologie. Die zet de evolutietheorie nadrukkelijk in om allerlei zaken te verklaren die een heel andere vraagstelling vereisen. Menselijk gedrag zou terug te voeren zijn op het pleistoceen: 'our modern skulls house a stone age mind'. Als voorbeeld haalt Bolhuis een onderzoek aan naar jaloezie bij mannen en vrouwen. Mannen zouden vooral jaloers zijn om seksuele verhoudingen van hun partner, terwijl vrouwen een emotionele band erger vinden. Dat is terug te leiden op evolutionaire principes van voortplanting: de vrouw wil dat de man voor haar blijft zorgen, de man wil zijn nageslacht veilig stellen. Uit de resultaten zijn echter ook heel andere conclusies te trekken, onder andere op grond van culturele factoren. Het darwinisme wordt eigenlijk ingezet om de maatschappelijk gewenste mythe van de emotionele vrouw tegenover de hitsige man te bevestigen.

Er zijn geen cognitieve fossielen uit de steentijd die kunnen vertellen hoe de mens en zijn maatschappij toentertijd werkelijk waren gevormd. Zaken als het verschil in jaloezie zijn niet te bewijzen, maar blijven nattevingerwerk. Bolhuis hecht ook aan het begrip 'culturele evolutie'. We zijn nu eenmaal anders, ook mentaal en cognitief gezien, dan onze voorvaders uit de middeleeuwen. Zelfs Darwin maakt deel uit van de evolutie, zelfs hij staat niet aan de top van de hiërarchie. Hoewel hij het waarschijnlijk niet zo erg zal vinden om een paar vinken aan zijn zij te dulden.