Komt een filosoof bij de dokter

Galenus was een toonaangevend arts in de oudheid, hij liet zijn sporen na door het medisch systeem te vernieuwen. Hij vond dat de beste dokter ook filosoof is. Is dat zo?
Leestijd 4 minuten — Wo 8 februari 2017
Filosofisch Café

“Een arts is niet bezig met ziekten, maar met zieken.” Deze uitspraak is van Claudius Galenus, de meest invloedrijke arts uit de Romeinse tijd. Hij was zijn tijd ver vooruit. De meer dan 500 boeken die hij schreef bleven tot aan de Renaissance de leidraad voor medisch gebruik en studies. Tijdens het Filosofisch Café sprak prof. dr. Teun Tieleman (UU) over deze onbekende grootheid. Na afloop werd hij geïnterviewd door ethicus dr. Sander Werkhoven (UU), die gespecialiseerd is in de filosofie van medicijnen en psychiatrie. Volgens Galenus was de beste dokter ook filosoof. Geldt dat vandaag de dag nog steeds?

Galenus kan zich meten met Hippocrates, Socrates en Aristoteles, maar een korte introductie is nodig. Hij werd geboren in het jaar 131. Hij studeerde als tiener filosofie en later geneeskunde. Met een 'dubbele master' op zak werd hij eerst arts van de gladiatoren. Door alle gapende wonden, die volgens hem een 'raam naar het lichaam´ vormden, kreeg hij veel kennis van chirurgie en de menselijke anatomie. Later werd Galenus lijfarts van meerdere keizers, waaronder Marcus Aurelius.

De verliezende gladiators konden wel een goede dokter gebruiken

Galenus onderscheidde zich van zijn collega's omdat hij streefde naar eenheidswetenschap. Het medisch landschap was toentertijd verdeeld: er waren verschillende scholen die bestonden uit een stichter en hun aanhangers. Die scholen wedijverden met elkaar over wat medische kennis was, iedereen had een eigen waarheid en methoden. Galenus vond dit sektarisch gedrag en er moest één school der natuur komen. Deze was gestoeld op de ratio én empirie. Ook dat was baanbrekend. Hij maakte gebruik van dissectie om fysiologische processen te begrijpen. De verschillende scholen waren op basis van religieuze en praktische argumenten tegen het opensnijden van dieren – aan mensen begon men al helemaal niet.

Hoewel Galenus begreep dat de geneeskunde baat had bij het ontwikkelen van algemene theorieën en protocollen, was hij zich er sterk van bewust dat elke patiënt anders was. Deze individuele benadering moest dan ook worden meegenomen in de behandeling van een arts. Een goede arts combineerde logica, dus beredeneren, met de natuurwetten en ethiek. Wetenschappelijke integriteit stond hoog in het vaandel. Daarnaast had hij een holistische benadering: het lichaam bestond dan wel uit allerlei organen maar moest worden gezien als een geheel. Tieleman: “Als Galenus nu het UMC Utrecht binnenliep, zou hij fronsen bij het zien van zoveel specialisaties.” Wat zien we daar dan terug van het werk van Galenus? Heel praktisch: het voelen van de pols. Maar hij was ook erg fan van preventieve geneeskunde. Hij hamerde op δίαιταν(diaitan), dat te vertalen is als dieet, maar het betekende veel meer. Hij vertelden zijn patiënten dat ze goed moesten eten, maar ook baat hadden bij voldoende slaap en beweging. Wat dat betreft klinkt hij als een moderne arts.

Galenus en de dissectie van een varken (Wellcome Collection)

Galenus keek dus naar de menselijke natuur met de bril van de arts én die van de filosoof. Is dat iets wat elke dokter moet nastreven? Sander Werkhoven wil niet zó ver gaan, maar stelt wel dat artsen tegenwoordig een vrij beperkt beeld van gezondheid hebben en daarin wel wat kunnen leren van het mensbeeld van Galenus. “Doktoren zijn net automonteurs, zij zien hun patiënten als een collectie van mechanismen die aan de praat moeten blijven. Maar gezondheid is meer dan alleen goed draaiende radartjes.”

De bijna-afgestudeerde geneeskunde student Jojanneke Vervloet beaamde dit in haar gesproken column. Aan het begin van haar opleiding dacht ze dat ziekte en gezondheid duidelijk van elkaar te scheiden waren, maar na acht jaar weet ze wel beter. Toch komen deze twijfels en grijze gebieden niet in de opleiding langs. “Waarom hebben we nooit kritisch leren reflecteren op de praktijk van de geneeskunde?”

Artsen komen niet alleen 'technische uitdagingen' tegen, zij werken met mensen, met leven en dood. Zoals Vervloet zegt: “Als we niet weten wat ziekte is, hoe weten we dan wanneer we nog moeten behandelen en wanneer zeggen we de grenzen van mijn medisch handelen zijn bereikt?” De beste dokter is niet per se ook een denker, maar hij of zij volgt niet alleen de anatomische les. Als je jezelf filosofische vragen stelt, zul je beter zijn in je vak.

De column van Jojanneke Vervloet verschijnt op een later tijdstip op deze website.
Het volgende Café is op 14 maart, dan kijken we het lijsttrekkersdebat met commentaar van politiek filosofen prof. Evert van der Zweerde en dr. Irena Rosenthal.