Zoals in de Netflix-hitserie ‘Adolescence’ raken sommige jongeren verstrikt in een algoritmefuik van extremistische filmpjes. Gewelddadige, vrouwonvriendelijke content op het internet is niet nieuw, weet programmamaker Laura Mol, die in de jaren 90 haar eerste stappen op het internet zette. Wat is er veranderd?

Artikel

Anatomie van een val

  • 6 augustus 2025
  • Leestijd 4 min

Je weet dat je oud wordt als je een verhaal wil beginnen met ‘vroeger toen ík jong was’. Maar goed, vroeger toen ik echt jong was bestond het internet nog niet. Ik ben een millennial (bouwjaar 1986) en maakte de geboorte van de mobiele telefoon en het internet mee. Op de middelbare school had ik een onverwoestbare Nokia om mee te sms’en en te snaken en thuis hadden we een inbelverbinding op een vaste computer. De eerste website die ik intypte was die van Ilse de Lange, omdat ze net een nieuwe cd uit had. Heel braaf. 

Al snel werd het minder braaf: illegaal media downloaden via Napster of Limewire. Tweeënhalf uur wachten op een remix van Eminem. Daarna vond ik via klasgenoten de donkerdere krochten van het internet. Rotten.com had de tagline ‘when hell is full, the death will walk the earth – pure evil since 1996’. De website stond vol met expliciet materiaal van martelingen, moorden en motorongelukken. Dagenlang konden mijn vrienden en ik daar ronddwalen. Ik denk dat het mijn eerste val in een radicaal ‘konijnenhol’ is geweest, een online fuik van informatie, foto’s en filmpjes waar je je volledig in verliest. 

De 'manosphere'

We zijn inmiddels 25 jaar verder en konijnenholen zijn er nog altijd ten overvloede. Een voorbeeld: je vraagt je af hoe het ook alweer zat met die reusachtige beelden op Paaseiland. Je begint te googelen, neemt een verkeerde afslag en voor je het weet kijk je een documentaire over een mysterieuze kietelcompetitie. Vervolgens lees je over rare fetisjen op obscure sites, waar je pop-up blocker overuren draait. Vaak kies je er niet uit eigen wil voor, maar duwen de algoritmen van Big Tech je zo’n digitaal dwaalgat in. 

In 2019 publiceerde The New York Times het verhaal ‘The Making of a YouTube Radical’. Journalisten reconstrueerden minutieus hoe tiener Caleb Cain, gestopt met school en op zoek naar zichzelf, werd meegetrokken in een extreemrechts universum. Op YouTube keek Cain duizenden video’s vol complotten, vrouwenhaat en racisme. Ook het hoofdpersonage uit de Netflix-hit ‘Adolescence’ uit 2025, inmiddels door meer dan 100 miljoen mensen bekeken, lijkt in een misogyn konijnenhol gevallen. De 13-jarige Jamie wordt ervan beschuldigd een meisje uit zijn klas te hebben vermoord, een daad waarvoor hij online inspiratie zou hebben gevonden. De serie leidde in veel landen tot paniek bij scholen en ouders over het socialemediagebruik van tieners en vooral jongens. Wat kijken zij online? 

Joris Veerbeek, dataonderzoeker bij de Utrecht Data School (UU), onderzocht de Nederlandse‘manosphere’, de online wereld waarin met name jonge jongens radicaliseren in hun opvattingen over mannelijkheid en vrouwen. Samen met journalisten van De Groene Amsterdammer publiceerde hij een artikel, waaruit blijkt hoe snel het algoritme van TikTok een nieuw gebruikersprofiel een konijnenhol in duwt. Binnen vijfhonderd video’s zit een tienerjongen al in een fuik van giftige mannelijkheid. Dat bleek toen Veerbeek twaalf robot-accounts door TikTok lieten scrollen met bijzondere interesse in video’s over mannelijkheid, zelfdiscipline en traditionele rolpatronen. 

Dit is geen op zichzelf staand fenomeen. Een ruime meerderheid van de jongeren geeft aan samenzweringstheorieën (waartoe de manosphere ook behoort), rechtsextremistische en gewelddadige content op social media te zien. Afgelopen mei stuurden 1400 artsen, psychologen en onderzoekers een brandbrief aan het kabinet waarin ze stellen dat kinderen voor hun 14de geen smartphone moeten krijgen en vanaf hun 16de pas op sociale media mogen. Zij sluiten zich aan bij een ‘ouderpact’ met dezelfde strekking; de teller daarvan staat op dertigduizend ondertekenaars. In juni verscheen de richtlijn ‘Gezond schermgebruik’, gebaseerd op vragen van opvoeders over hoe kinderen veilig kunnen omgaan met digitale media. Is geheelonthouding de oplossing of juist niet? 

Toen en nu

Dit najaar ga ik met Joris Veerbeek, criminoloog Evelien Hoeben (UU) en jeugd- en mediaonderzoeker Helen Vossen (UU) - die meeschreef aan de richtlijn Gezond Schermgebruik - in gesprek. Hoe val je in een online konijnenhol, wie kunnen er slachtoffer worden en is de ophef gerechtvaardigd? Dat laatste is belangrijk, want de geschiedenis kent immers genoeg voorbeelden van overtrokken paniek over het mediagebruik van jongeren. Denk aan gewelddadige videogames die massaal zouden aanzetten tot geweld.  

Als mijn ouders hadden geweten op wat voor websites ik vroeger ronddwaalde zouden ze denk ik ook behoorlijk zijn geschrokken. Toch ben ik er – naar mijn weten – onbeschadigd uitgekomen. Het grootste verschil tussen toen en nu is dat we destijds met een Nokia en een krakkemikkige inbelverbinding maar beperkt toegang hadden tot het internet. De jeugd van nu is nooit meer offline, hun netvlies wordt permanent gebombardeerd met content. Schermtijden van 12 uur dag zijn heel gewoon, alle tijd om in de meest radicale konijnenholen te vallen. Een ander verschil: hun ouders doen er gewoon aan mee. Dus misschien moeten we allemaal aan een cursus valpreventie. 

Op 9 oktober gaan we in Science Café Utrecht in gesprek over hoe jongeren navigeren in een online wereld van extreme content. Kom je ook?