Friso Wiersum van Expodium: van Detroit weer naar Utrecht

Friso Wiersum verbleef enige tijd als resident in Detroit
Leestijd 5 minuten — Vr 3 februari 2012

Op 25 februari vindt bij Expodium de presentatie plaats. Studium Generale vroeg hem alvast naar zijn ervaringen. Bekijk ook de fotoserie van Detroit op Flickr. En lees ook de updates op het New Strategies blog!

Nu ik een maandje terug ben uit Detroit en het 'gewone' leven weer zijn dagelijkse plichten en dito pleziertjes met zich meebrengt lijken de tien weken in Detroit soms ver weg. Immers, de situatie van die bijna failliete stad met haar gewonde uiterlijk en very much do it yourself-instelling lijkt in vrijwel niets op onze stad van polderen en groeiscenario's. Waar in Detroit woningen voor achteloze bedragen van 500 dollar op veilingen worden aangeboden, hoor ik mijn huiszoekende vrienden hier klagen over hoe er niets te vinden is. Waar je in Detroit eenzaam over vierbaanswegen kon rijden, je afvragend waar de andere mensen toch allemaal zijn, daar sta je in Utrecht op de fiets ook al in de file. Waar in Detroit het besef dat de liberalisering van de economie veel gemeenschappen kapot heeft gemaakt, is gaan behoren tot de kernwaarden van de mogelijke renaissance van de stad, is dat in Utrecht nog een mening.

Maar ja, Utrecht behoort nog tot de best presterende regio's van Europa. Waar in Detroit het cynisme over de politiek voorbij is en mensen zelf met ideeën en oplossingen komen voor problemen in hun eigen omgeving, daar kankeren we hier in Nederland van harte op de overheid die zich aan het terugtrekken is. Waar Detroit op een of andere manier een stad is die zich – gedwongen door haar geschiedenis – opnieuw uitvindt in een postkapitalistische manier van denken en doen, daar hikken wij in Utrecht nog tegen de aanstaande zware jaren aan. Niemand hier weet of we het inderdaad slechter gaan krijgen, niemand weet of 'het Westen' inderdaad over haar top heen is, en niemand schijnt zich een idee te kunnen vormen over hoe we dan ons leven moeten leiden. In Detroit is dat geen vraag meer – daar is het wel duidelijk dat de gouden jaren opgepoetst en al in het museum thuishoren.

Daar hebben een boel mensen die ik leerde kennen inderdaad tuinen aangelegd in lege stukken stad, niet alleen om voedsel te verbouwen dat ze eten en verhandelen, ook om samen met buren weer 'eigenschap' over hun directe omgeving op te bouwen. Daar wisten vrienden vrij goed hoe je verdiepingen van een deels afgebrand huis weer kon opknappen, hoe je daar dan elektrische leidingen in moest aanleggen, en hoe je echt recyclet. Recyclen in de letterlijke zin van hergebruiken – jampotten dienen ook als drinkglazen, boeken worden non stop aan elkaar doorgegeven, kleding vermaakt en versteld, en iedereen kent iemand die je onmisbare auto kan helpen fixen als er weer eens wat mis.

Nu zeggen die observaties waarschijnlijk net zo veel over mij als over de mensen die ik daar tegenkwam. Want ook ik zou hier in Utrecht off the grid kunnen gaan leven, met het moestuintje in de gemeenschappelijke achtertuin als beginpunt, door te stoppen dingen op internet te lezen en eindelijk eens aan dat stapeltje boeken naast mijn bed te beginnen, en door de tijd te nemen een naaicursus te volgen. En inderdaad, dat hoef ik niet eens allemaal zelf te doen, daar zouden mijn vrienden en ik afspraken over kunnen maken. Om op die manier een soort schaduweconomie in het leven te roepen, een soort local economy trading system op te zetten, zodat we 'klaar' zijn als die crisis echt doorzet. Maar de waan van de dag eist zijn draaiuren en ik draai daar in mee. Met een stem in mijn achterhoofd die me – nadrukkelijker dan in jaren – blijft zeggen: 'Als je maar beseft dat het anders kan, omdat het anders moet.'

En nee, daar had ik eigenlijk niet voor naar Detroit hoeven afreizen, dat had ik al in mijn denken zitten, daar heb ik al jaren met veel mensen over gesproken, en daar heb ik misschien al iets te veel boeken over gelezen, maar zoals dat gaat: zien is geloven. En belangrijker dan zo'n algemene conclusie: nu kan ik voorbeelden aanreiken van wat ik met eigen ogen heb gezien, met eigen handen heb gedaan (een geitje melken, een kachel helpen installeren) en de argumenten van mensen lenen die de noodzaak hadden die te formuleren omdat de omstandigheden hen ertoe dwongen.

Als Nederlanders ons economische dipje, en de belachelijke manier waarop onze overheid daarop reageert, weer eens verbinden aan de gratuite opmerking dat elke crisis kansen biedt, dan moet ik heimelijk lachen. Want te vaak gaat het dan om cosmetische bijstellingen, om een procentje hier of daar, om een zwaartepuntje al dan niet. En ja, die tellen, en die maken natuurlijk ook verschil. Maar het is nogal een verschil met de klappen die de voormalig rijkste stad van de wereld te verwerken heeft gehad. Met het leegbloeden van een stad omdat tweederde van de oorspronkelijke inwoners de boel laat voor wat die is. Met een aanstaand failliet stadsbestuur. Met een ontzettend gesegregeerde samenleving waar eigenlijk 60 procent van de bevolking tot de 'onrendabelen' behoort, waar analfabetisme en criminaliteit geen statistiekjes zijn, maar fenomenen in je directe omgeving. Want zo is de situatie in Detroit.

En als ik dan een conclusie voor Utrecht mag proberen te trekken dan kan het er eigenlijk maar een zijn: laten we de welvaart die we nu genieten zo inzetten dat we straks allemaal 'klaar' zijn voor de zware tijden die er vast aan zitten te komen. Gewoon simpel denken en een beetje meer aan delen denken en een beetje minder aan 'de staat van verwenning' hechten. En dat delen hoeft helemaal niet alleen economisch van aard te zijn, dat kan net zo goed op alle andere vlakken. Gewoon weer eens verhalen met elkaar delen. Gewoon weer eens door je eigen stad slenteren. Gewoon weer eens realiseren hoe ontzettend goed we het hier hebben. En dat met dat stiekem besmettelijke Amerikaanse optimisme durven uitdragen. Om op die manier ook de opfokkers en haatzaaiers de wind uit de zeilen te nemen.

Want het paradoxale van de residentie in crisisstad Detroit was dat ook het een rustige periode was. Eentje waarin zaken die niet echt belangrijk waren van me afgleden als regen van Wilders' kapsel. Gewoon omdat ik de tijd moest nemen om tot Detroit te worden toegelaten. Om de verhalen van de stad te leren kennen. Om de geschiedenissen van de stad tegen elkaar af te wegen. Om ter plekke de ruin porn opzij te kunnen schuiven om goed te kijken naar wat de stad ook is. Om te besluiten of ik het woord riot, rebellion of revolt zou gebruiken voor de stadsopstand die Detroit in 1967 kende. Of ik mee zou gaan in het kritisch zijn over de witte suburb kids die Occupy Detroit vormden, of juist onderdeel van die buitenstaanders wilde zijn.

En de antwoorden op die vragen hangen nauw samen met een van de meest kenmerkende aspecten van Detroit: de mate waarin je verblijf in die stad je recht van spreken geeft over de stad. Met de mediahype in Amerikaanse, en in mindere mate Europese, kranten over Detroit – de stad waar alles kan, het nieuwe Mekka van de kunsten – had iemand die alle decennia van verlies en verloedering mee had gemaakt nogal wat anders over de stad te zeggen dan een net ingevlogen hipster. En juist die hipsters bepalen nu dus het beeld van de stad – als gouden vliegen op de internationaal vermaarde plaatjes van het verlaten station. Maar dat is Detroit niet. Zoals Hoog Catharijne Utrecht niet is. Detroit: dat zijn alle mensen die er, jarenlang tegen beter in, toch iets van wilden maken. Utrecht: dat zijn alle mensen, nu door de welvaart overstemd, die er iets van willen maken.

Een stad om in te wonen.