Knobbels, straling en scanners

Met nieuwe technologie leren we de hersenen beter begrijpen
Leestijd 3 minuten — Do 27 maart 2014
Waanzin

Moeten we geesteszieke mensen behandelen met pillen of door met ze te praten? "Daar kan ik kort over zijn: allebei!", aldus prof. dr. René Kahn in de laatste lezing van de reeks Waanzin. Volgens hem zijn de twee methodes helemaal niet tegengesteld. Voor patiënten met een milde depressie bijvoorbeeld, is het goed om het gesprek aan te gaan en cognitieve gedragstherapie toe te passen. Bij patiënten met zware en terugkerende depressies is het juist noodzakelijk om medicatie voor te schrijven. En bij weer andere patiënten moeten pillen en praten juist gecombineerd worden. Maar bepalen wie op welke wijze behandelt moet worden, dat is een kunst. En om deze kunst te perfectioneren moeten we mentale ziektes beter begrijpen. Dat is een lang proces, daardoor zal het nog lange tijd duren voordat er nieuwe behandelingen voor geestesziektes als depressie en schizofrenie beschikbaar zijn. Maar dát ze er komen, daar twijfelt Kahn niet aan. Door de opkomst van MRI en andere beeldvormende technieken leerden we in korte tijd ontzettend veel over ons brein. De psychiatrie kreeg meer inzicht in hoe ziektes zich ontwikkelen, ontstaan en hoe ze voorkomen kunnen worden.

Knobbels en straling

De pogingen ons brein beter te begrijpen gaan terug tot in het midden van de 19de eeuw. De geneeskundige Joseph Franz Gall introduceert dan de frenologie. Dat is een wetenschappelijke stroming die stelt dat de grootte en vorm van de hersenen bepalend zijn voor de intelligentie en gezondheid. Elk deel van de hersenen had een taak. Afwijkingen zouden zorgen voor ziektes. Door het palperen van de schedel zocht men naar knobbels, daar komen onze uitdrukkking 'talenknobbel' en 'wiskundeknobbel' ook vandaan. Begin jaren twintig van de vorige eeuw nemen röntgenfoto's het onderzoek voor een groot deel over. Eerst door het inbrengen van luchtbellen in het brein die met een PEG-scan zichtbaar zijn. Later door een CT-scan die een dwarsdoorsnede van het brein maakt. Aan beide technologieën zit echter een nadeel: ze werken met radioactieve straling. Je kunt daarom niet onbeperkt blijven scannen. Gelukkig heeft de wetenschap ook daar een antwoord op gevonden: de MRI-scan.

Stress en het brein

Kahn benadrukt dat de MRI-scan een stuk veiliger is, het apparaat gebruikt magnetische velden om de hersenen in beeld te brengen. Dit heeft geleid tot opvallende ontdekkingen. Zo blijkt de hippocampus een belangriijke rol te spelen in depressies. De hippocampus is het gebied in de hersenen dat er voor zorgt dat je kunt leren door het verwerken nieuwe informatie. Wanneer je ouder wordt, krimpt dit gebied. Het effect is dat het opslaan van nieuwe informatie moeilijker gaat en je leert dus minder snel. Probeer maar eens op je 50ste nog een nieuwe taal te leren, dat gaat niet óf moeizaam. Maar ook jonge studenten kennen dit fenomeen in een tijdelijke vorm: teveel drinken zorgt voor het zelfde effect. De celdeling in de hippocampus vertraagt dan tijdelijk, waardoor je de volgende ochtend niet meer weet wat je gedaan hebt.

Mensen met depressies hebben daar ook last van. Niet door alcohol, maar door een teveel aan het stresshormoon cortisol. Chronische stress zorgt voor een chronische afgifte van cortisol, wat de hippocampus dus verkleint. Zo kunnen depressieve patiënten geen nieuwe dingen meer opslaan en ontstaan vergeetachtigheid en concentratiestoornisssen. Overigens is met anti-depressiva dit goed te behandelen. Dit verhaal sluit aan bij wat we eerder in deze reeks zagen, namelijk dat stress desatreuze gevolgen heeft voor lichaam en geest. Christina van der Feltz-Cornelis gaf aan dat stress de lichamelijke balans verstoort en kan zorgen voor voorheen 'lichamelijk onverklaarbare klachten' zoals pijn, moeheid, buik- of gewrichtsklachten. Sociaal en organisatie-psychologe dr. Maria Peeters liet vorige week zien dat chronische stress op het werk kan leiden tot een burn-out. Overigens is in de ogen van psychiater Kahn burn-out gewoonweg een depressie. Verschillende disciplines kijken op andere wijze naar de dezelfde klachten, maar zijn ze het op andere punten wel met elkaar eens.

Toekomst

Door nieuwe technologieën op het gebied van MRI-scanners kunnen we tegenwoordig niet alleen de structuur, maar ook wat de functie van bepaalde verbindingen in de hersenen zijn. En dat niet alleen; we kunnen zelfs de concentratie van moleculen meten. Zo is het beloop van ziektes in kaart te brengen. Vergelijkend onderzoek is dan een logisch vervolg, tussen patiënten die aan dezelfde ziekte lijden of met gezonde mensen. Dit onderzoek doet dr. Saskia Palmen dus met de hersenen post-mortem, maar beeldvormende technieken bieden de mogelijkheid dit bij leven te doen. En dat volkomen veilig, zonder snijden en zonder radioactieve straling. Zo kunnen we langzamerhand echt begrijpen hoe ziektes zich ontwikkelen, hoe ze ontstaan en hoe we ze kunnen voorkomen. En dat is een goede ontwikkeling.

Benieuwd naar de lezing van prof. dr. René Kahn? Kijk hem hier terug, of kijk hier voor alle lezingen in de reeks 'Waanzin'.