Echte vaderlandsliefde is een combinatie van trots en schaamte

Nationalisme en patriottisme liggen dicht bij elkaar. Trots zijn op je vaderland is gezond, zolang je je ook nog kan schamen voor je landgenoten.
Leestijd 4 minuten — Do 28 januari 2016

In de afgelopen en komende weken onderzoekt stagiaire Saskia Huijgen aan de hand van voorbeelden wat nationalisme inhoudt. Heeft het een belangrijke functie of is het iets waar we vanaf moeten voor een betere wereld? Deze keer: de relatie tussen nationalisme en vaderlandsliefde.​

Onlangs zapte ik op televisie langs het wereldkampioenschap roeien. Hoewel de sport mij weinig interesseert bleef ik even hangen, want ik zag een Nederlands bootje op het water. Ik hoopte meteen dat ze zouden winnen en vond het oprecht jammer toen dat niet gebeurde. Hoe kan ik teleurgesteld zijn in iets waar ik niet persoonlijk bij betrokken ben? En ook andersom: hoe kan ik trots zijn op sprintkampioene Dafne Schippers en haar gouden medailles, terwijl ik er zelf helemaal geen bijdrage aan heb geleverd? Hoe verhoudt zich dit tot nationalisme?

Volgens de filosoof Arthur Schopenhauer – die overigens bekend staat om zijn algehele pessimistische filosofie – is “nationale trots de goedkoopste soort van trots. Want die verraadt bij de eigenaar ervan een gebrek aan individuele eigenschappen waarop hij trots kan zijn, omdat hij anders niet zou teruggrijpen op eigenschappen die hij met miljoenen anderen deelt”. Vanwege mijn trots voor Dafne, ben ik dus een prestatieloos persoon, die zelf niks heeft om trots op te zijn. Behoorlijke sneer van Schopenhauer, waar ik het uiteraard niet mee eens ben.

Trots en schaamte

Het werkt immers ook andersom: ik schaam mij voor landgenoten die zich misdragen, zoals voetbalhooligans die fonteinen in Rome vernielen. Opnieuw heb ik persoonlijk niks te maken met deze gebeurtenis, maar zij geven 'de Nederlander' een slechte naam. Als ik in de toekomst op vakantie ben in Italië, heb ik geen zin in negatieve associaties als mensen aldaar horen dat ik Nederlander ben. Ik vind dat het zijn van een 'Nederlander' iets is om trots op te zijn. Dat is eigenlijk een heel idealistische houding.

Als ik het heb over trots op het eigen land in het kader van nationalisme lijkt de term patriottisme meer op zijn plaats. De twee '-ismen' worden in het dagelijks leven makkelijk door elkaar gebruikt, alsof ze hetzelfde betekenen. De grens tussen de twee is niet duidelijk trekken, zelfs in de wetenschap steggelt men hierover. Toch verschillen ze wel degelijk. Patriottisme is het beste met je land voor hebben en uit zich in trots op prestaties van landgenoten. Nationalisme is meer politiek van aard, gericht op de verhouding tussen de staat en het volk.

Al het goede komt met mate

Toch moet je oppassen met patriottistische gevoelens. De liefde voor het eigen land moet niet blind maken. Als je er te ver in doorschiet werkt het superioriteitsgevoelens in de hand, waarbij je je eigen volk en cultuur beter vindt dan anderen. In het verleden hebben deze gevoelens zich geuit in de vorm van racisme, nazisme of etnocentrisme. Met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. Het is belangrijk dat trots en schaamte elkaar afwisselen, en dat je kritisch kunt blijven kijken naar je eigen land.

Interne solidariteit

Ik beschreef in een eerder blog dat nationalisme positieve invloed heeft op de interne solidariteit van een land. En om weer terug te komen bij de gouden medaille van Dafne Schippers: sport (en het kijken ernaar) verbroedert en het trots zijn op nationale sportprestaties draagt hieraan bij. Prof. dr. Maarten van Bottenburg (hoogleraar Sportontwikkeling, UU) zei dit ook al eerder in zijn lezing over 'Sport en Maatschappij'. Nederlandse topsporters zijn op hun manier vertegenwoordigers van ons land en als je je op een of andere manier verbonden voelt met Nederland, dan heb je belang bij de uitkomst van deze sportprestaties. Net zo goed als dat je er belang bij hebt dat Nederlanders zich niet misdragen in het buitenland, omdat zij op hun manier ook 'ons land' vertegenwoordigen.

Nationale trots lijkt mij niet, zoals Schopenhauer zegt, een goedkoop soort trots. Maar het is af en toe wel gemakkelijk. Lekker juichen voor Dafne en vervolgens kunnen pronken met het feit dat je Nederlands bent. Op zulke momenten is je identiteit sterk gekoppeld aan je nationaliteit en krijg jij een gouden randje zonder maar een meter te hoeven sprinten.