Sport: niet zomaar een spelletje

Het is meer is dan 22 gekken die achter een bal aan rennen of een stel sprinters die over hekjes heen springen. Een filosoof legt uit.
Leestijd 4 minuten — Do 10 november 2016
Filosofisch Café

Sport is schitterend. Elk weekend gaan miljoenen mensen het veld op, de bossen in, de baan of de fiets op. De Olympische Spelen, de tour de France, het WK-voetbal: evenementen die miljoenen mensen op de been brengen en miljarden kijkers trekken. Toch kent sport ook donkere kanten: de rol van commercie is groot, er is sprake van corruptie en dopinggebruik. Maar weinig mensen die sport afschrijven. Hoe kunnen we deze paradox begrijpen? Filosoof dr. Jan Vorstenbosch (UU) geeft tijdens het Filosofisch Café zijn analyse van de rol en betekenis van sport.

Wanneer is sport, sport?

Welke kenmerken moet sport hebben om als sport te worden gezien? Van sport is volgens Vorstenbosch ten eerste sprake als er een 'triadische structuur' is: twee partijen en het publiek. Een wedstrijd ziet Vorstenbosch als een soort gat in tijd en ruimte, een heilige ruimte, waarin niemand mag binnentreden behalve de strijdende partijen en de arbitrage. Hierbinnen gelden voor de deelnemers andere wetten dan daarbuiten. Een sliding maken als je in de rij staat voor een brood is bijvoorbeeld niet gebruikelijk, evenals een rode kaart ontvangen als je je baas tegenspreekt tijdens een vergadering. De moraal buiten de sport is een andere dan die daarbinnen. Die binnen de sport wordt bepaald door de regels die alleen op die sport betrekking hebben. Proberen te winnen hoort hier wel bij, sportief gedrag niet per se. Tijdrekken als je voorstaat, is dus goed gedrag gezien vanuit de moraal binnen het spel, ook al wordt het daarbuiten gezien als onsportief.

Een betekenis genererende praktijk

Maar er is nog een diepere laag onder sport en spel. Vorstenbosch bespreekt vier spelvormen, vier functies van sport, volgens de Franse filosoof Roger Callois. Ten eerste heb je ilinx, wat gekenmerkt wordt door een bepaald ontsnappingsdrang. Denk bijvoorbeeld aan de duizeling en extase als je op de kermis in een enge achtbaan stapt. Ten tweede is er mimesis, het nabootsen van dingen, zoals gebeurt in een rollenspel. De moderne tijd kenmerkt zich vervolgens door alea, dat zijn kansspelen en agon: een dominante strijd tussen rivalen in een georganiseerde situatie.

Deze vormen zijn tegelijkertijd vier vormen van illusie volgens Callois. Je gaat op in een spel van zelfverlies. Er ontstaat door het spelen van een spel een ander soort realiteit, die kan worden afgezet tegen de dagelijkse realiteit.

Vorstenbosch stelt in navolging van de Canadese filosoof Bernard Suits dat de mens zich door middel van sport kan onttrekken aan een door arbeid, efficiëntie en techniek gedomineerde samenleving. Ten eerste moet het daarvoor in beginsel wel triviaal zijn: bijvoorbeeld een paar knikkers en een kuiltje of één bal en een stok. Vervolgens moeten we obstakels opwerpen. Denk aan buitenspel in het voetbal, hordes bij een potje sprinten en de korf bij korfbal. Als sport moeilijker en spannender wordt, wordt het voor de deelnemers mogelijk om eer te behalen en boven zichzelf uit te stijgen door van de ander te winnen. Sport biedt dus de mogelijkheid om deelnemers te laten floreren. Iets wat buiten de arena volgens Vorstenbosch niet makkelijk is. Deze faciliterende rol van sport laat volgens hem zien wat mensen belangrijk vinden: zelfdiscipline, kracht en zelfbeheersing zijn eigenschappen die buiten de arena van de sport ook gewaardeerd worden. Hij stelt dan ook dat sport een betekenis genererende praktijk is.

De tegenstanders

Waar sport volgens Vorstenbosch dus een eigen moraal heeft, die losstaat van de moraal daarbuiten, is dat volgens filosoof dr. Niels van Miltenburg niet het geval. Dit beargumenteert hij aan de hand van Aristoteles' opvattingen. In sport kun je juist de morele deugden oefenen die ook daarbuiten belangrijk zijn: moed, eerlijkheid, doorzettingsvermogen, controle over je lichaam. Dit lijkt misschien onverenigbaar met het zelfverlies waar Callois over spreekt, maar dat is het volgens Van Miltenburg niet. Integendeel. Volgens Aristoteles moeten wij net zo lang een deugd oefenen totdat we die hebben geïnternaliseerd. De deugden moeten automatismen worden waar je niet over na hoeft te denken. Juist dan kun je jezelf verliezen in de sport.

Ook prof. dr. Marcus Düwell (UU) benadrukt dat sport betekenis kan geven aan ons eigen leven, mits het een apart domein blijft. Dat wil zeggen dat het spel bijvoorbeeld niet gespeeld wordt omwille van economische of politieke motieven, dat verziekt de boel. De enige mooie sport is sport, die omwille van zichzelf gespeeld wordt.

13 december is het laatste Filosofisch Café van 2016. Is porno slecht voor ons, verziekt het seks in de slaapkamer? Filosoof prof. Catarina Dutilh Novaes onderzoekt de meest hardnekkige ideeën over porno.