De wereld gaat ten onder. Lang leve de wereld!

Van de Bijbelse Apocalyps tot populaire rampenfilms. Catastrofes spreken al eeuwen tot de verbeelding. Wat vinden we er zo aantrekkelijk aan? En hoe gaan we met rampen om? Een essay van schrijver en onderzoeker dr. Wytske Versteeg.
Leestijd 7 minuten — Do 4 juli 2019

Het is 2012 en voor Steven Brosnan gaat de wereld ten onder. Letterlijk. De Engelse twintiger heeft maanden eerder auditie gedaan voor een tv-programma van illusionist Derren Brown. Terwijl Brosnan gelooft dat hij destijds niet door de selectie kwam, hebben de makers van het programma hem wel degelijk uitgekozen voor Derren Brown: Apocalypse and Fear. Brosnan, die zichzelf beschrijft als onverantwoordelijk en lui, is de zorgvuldig geselecteerde kandidaat voor een eenpersoons Apocalyps. Speciaal voor hem is een catastrofe georganiseerd, compleet met meteorietinslag en zombies. Centrale vraag: zal de ervaring zijn leven veranderen?

Het vergt voorbereiding om de catastrofe overtuigend te maken of, in Browns eigen woorden, ‘het idee te introduceren dat de wereld zou kunnen eindigen’. Het nieuws dat Brosnan volgt, wordt zorgvuldig aangepast. Wetenschappelijk experts, radiopresentatoren en ook zijn eigen vrienden en familie helpen mee om de catastrofe denkbaar te maken. Op YouTube kun je de filmpjes nog terugvinden, samen met verhitte debatten of Steve Brosnan wel echt een onwetend slachtoffer was, of eigenlijk al die tijd in het complot zat. “The end of the world is nigh,” zegt de radiopresentator, en Brosnan gaapt. Het is tenslotte 2012, het jaar waarin talloze websites beweren dat de wereld op 21 december ten onder zal gaan. Voor de zoveelste keer.

De aantrekkingskracht van catastrofes

Mensen smullen van zo’n verhaal. We zijn fan van catastrofes, al eeuwen. De bijbel eindigt met een Apocalyps, de aardbeving van Lissabon veranderde in de achttiende eeuw ons wereldbeeld en we staren nog steeds graag naar de verstarde levens van Pompeï. Comfortabel leunend in onze bioscoopstoelen verliezen we ons in rampenfilms met allesvernietigende vloedgolven, branden of invasies door aliens. Catastrofe is big business, maar wat is toch die aantrekkingskracht van het moment waarop het helemaal verkeerd gaat?

In de 18e eeuw, toen Europese schrijvers begonnen af te reizen naar de Alpen, ontwikkelde de Ierse filosoof Edmund Burke de notie van het sublieme. We gebruiken de begrippen nu vaak door elkaar heen, maar subliem was iets anders dan gewoon mooi of goed. Het sublieme duidt iets aan wat te groot voor ons begrip is: de grenzeloosheid van de oceaan, de verwoestende kracht van de orkaan, de prachtige vernietiging van een vuurstorm. Als dat geweld zich tegen ons zou richten, zouden we nietig en kwetsbaar zijn. Maar het keert zich niet tegen ons. Het is veilig begrensde fictie binnen de vier randen van het scherm of het vindt ergens anders plaats, ver weg. Dus griezelen en genieten we, herhalen wat er kan gebeuren in de zekerheid dat het nooit echt gebeuren zal.

Totdat het wel gebeurt.

Klimaatverandering

In 2017 publiceerde New York Magazine een artikel dat de mogelijke gevolgen van klimaatverandering op een rijtje zette. Die gevolgen lopen uiteen van hongersnoden en besmettelijke ziektes, via dood door hitte en fatale smog, tot vergiftigde oceanen, permanente economische ineenstorting en een drastische toename van het aantal oorlogen. ‘The Uninhabitable Earth’ werd een hit, maar klimaatwetenschappers waren kritisch. Dat ging deels over de feiten: het artikel trok conclusies die niet altijd gerechtvaardigd waren, liet her en der cruciale contextinformatie weg en schetste daarmee een simplistischer en catastrofaler scenario dan gerechtvaardigd was. Maar het artikel kreeg ook kritiek omdat het te fatalistisch zou zijn, te veel leek op de apocalyptische ondergangsporno uit rampenfilms en daarmee hooguit verlammend werkte. Het is een variant op het probleem van Cassandra; de mythische figuur die van Apollo de gave kreeg om de toekomst correct te voorspellen, maar daarbij de vloek dat niemand naar haar waarschuwing zou luisteren.

Ik kijk online naar Brosnans filmpjes, en vraag me af of hij een acteur is. Ik probeer me in zijn positie te verplaatsen: zou je zo reageren als je denkt dat de wereld eindigt? Sommige van zijn reacties lijken me ongeloofwaardig, maar dan besef ik dat ik zelf geen referentiemateriaal heb, behalve de rampenfilms. Hoe ziet zoiets er in het echt uit? Hoe neem je een catastrofe waar?

Dat lijkt een gekke vraag. Zoveel moeite kost het tenslotte niet om een meteorietinslag, een grote brand of overstroming op te merken. Maar veel catastrofes gaan trager, beginnen lang voordat iemand ze opmerkt. West-Europa is nooit veiliger geweest dan nu. Tegelijkertijd leven we in een ecologische catastrofe, een massale uitstervingsgolf die voor de meeste van ons buiten beeld blijft. Een groot aantal van de insecten wordt bedreigd, wat enorme gevolgen kan hebben voor onze eigen voedselproductie. Maar zelfs als we de feiten kennen, is het moeilijk om daarbij iets te voelen.

We herinneren ons niet hoe kwetsbaar we zijn, hoe afhankelijk van de ecosystemen om ons heen. We zijn er immers aan gewend om catastrofes te definiëren in menselijke termen: het gaat om het verlies van mensenlevens, huizen, economische waarde. Veel meer moeite kost het om ons in te leven in het uitsterven van dieren zonder aaibaarheidsfactor.

Klimaatverandering zelf wordt weliswaar in cijfers en modellen weergegeven, maar is tegelijkertijd zo abstract dat het weleens is beschreven als een spookverhaal. Hoe breng je warme aprildagen in verband met een deels onbewoonbare aarde? Wanneer beschouw je al die losse nieuwsberichten over overstromingen en branden als symptomen van iets groters? Is dit het dan, vraag ik me af. Is dit een teken van een naderende ondergang? Iedereen kent het verhaal van de kikkers die wegspringen als je ze in een pan met kokend water gooit , maar blijven zitten als de temperatuur van dat water maar traag genoeg stijgt. De waarschuwingen stapelen zich op, en toch lukt het maar amper om te handelen: ons voorstellingsvermogen slaagt er niet in om de catastrofe overtuigend te maken, omdat het einde van de wereld al heel lang oud nieuws is.

Goddelijke vergelding

Van oudsher worden catastrofes gezien als een signaal van de goden. In de ochtend van 1 november 1755 trilde de aarde onder de Atlantische Oceaan, op zo’n tweehonderd kilometer afstand van Lissabon. In tien minuten schokte de grond drie keer. Honderden gebouwen stortten in, en een ander groot deel van de stad werd verwoest in de branden die volgden. Zeker 40.000 mensen kwamen om. Filosofen bleven achter met de vraag hoe een welwillende God dit kwaad kon toestaan. Wat was de betekenis van een dergelijke catastrofe?

Lange tijd gaf goddelijke toorn een relatief simpel antwoord op die vraag. En als een catastrofe betekende dat God boos was, dan moest de mensheid iets gedaan hebben om die boosheid te verdienen. Voltaire daagde die zekerheid uit: was Lissabon werkelijk zoveel zondiger dan andere steden? In een gedicht verwoordde hij zijn onbegrip: in Londen, Parijs en het zonnige Madrid werd er nog volop gedanst, terwijl in Lissabon de afgrond gaapte. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?

We worstelen nog altijd met catastrofes, of het nu gaat om een persoonlijke variant of om een die duizenden levens vraagt. Waarom ik?

Het idee van goddelijke vergelding is aantrekkelijk, omdat met dat antwoord vaak een serie richtlijnen komt om een toekomstige ramp te voorkomen. Het geeft ons een handelingsperspectief. Ook voor wie niet in een god gelooft, is het denken in termen van een redenen en oorzaken aantrekkelijk. Als er immers iets is wat je had moeten doen of nalaten, weet je ook hoe je een volgende catastrofe kunt voorkomen. Dat wordt aanzienlijk moeilijker als de ramp volledig random was. Dus geven slachtoffers van geweld vaak zichzelf de schuld. We wijzen naar menselijke hebzucht of persoonlijke schuld. Zo veel verschillen we niet van onze voorgangers: we zoeken nog altijd naar een verklaring, een verhaal waarmee het leven door kan gaan.

Keerpunt

In al hun gruwelijkheid blijken catastrofes achteraf vaak een startpunt voor verandering, het moment waarop we besluiten dat dit nooit meer mag gebeuren. Niet zo lang geleden interviewde ik iemand die moest vluchten uit voormalig Joegoslavië. Hij vertelde hoe gelukkig hij zich voelde toen hij eindelijk wist dat die levensgevaarlijke vlucht hem gelukt was, dat hij en zijn gezin veilig waren. Ze hadden niets meer, en ook niets meer te verliezen. Ze waren extatisch. Terugkijkend vonden ze het vreemd, die blijdschap op het moment dat alles weg was, maar ze waren geen uitzondering.

Catastrofes leiden tot wanorde en chaos. De media berichten dan meestal vooral over de daaropvolgende plunderingen en geweld, de noodzaak van gewapend ingrijpen. Dat is echter maar een klein deel van de waarheid: vaak halen rampen juist het beste in mensen naar boven. Als de situatie maar ernstig genoeg is, worden kleinere conflicten onbelangrijk.

Mensen die in hetzelfde schuitje zitten, helpen elkaar. Een catastrofe zet het leven op scherp. Gewone burgers kunnen veranderen in alledaagse helden, en dat soort altruïsme maakt gemeenschappen veel veerkrachtiger dan we denken. Steden als Hamburg en Hiroshima die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden burgers verloren aan bombardementen, slaagden er binnen korte tijd in om weer min of meer normaal te functioneren. Na een catastrofe worden straten schoongemaakt, huizen – verwoest of niet – opnieuw betrokken. “Wat gebeurt er wanneer de kalender eindigt?,” vroeg Brosnan retorisch. “Het begint weer helemaal opnieuw.”

Mensen zijn goed in overleven, maar die overlevingskunst kent een prijs. Wie een stad of land opnieuw wil opbouwen, heeft weinig tijd om terug te kijken. Na een burgeroorlog moeten voormalige vijanden in vrede met elkaar verder, en om dat te kunnen doen worden conflicten onder het tapijt geveegd. Als de eerste fase van het overleven voorbij is, blijkt dat het leven elders verder is gegaan.

Catastrofes, hoe groot ook, treffen immers nooit iedereen. Jouw wereld kan vernietigd zijn, dé wereld is dat niet. Dus moet wie geen huis meer heeft, plotseling met de verzekering onderhandelen. Dan blijken politici weinig of geen verantwoordelijkheid te nemen voor de schade. Dan blijkt er ondanks alle mooie woorden en beloftes geen ruimte voor empathie. In de woorden van schrijver John Biguenet, die zelf getroffen werd door de orkaan Katrina: “een maand later, nadat het water is weggezogen, verwelkom je de verbijsterde evacuees terug in hun onbewoonbare huizen. Zorg ervoor dat je geen plaats hebt waar ze kunnen wonen, geen open winkels, geen scholen, geen benzinestations. Introduceer een avondklok gehandhaafd door bewapende soldaten. (…) Hint erop dat hele wijken gesloopt zullen worden, maar zie ervan af te specificeren welke huizen gebulldozerd zullen worden. Laat alle vragen van wie nog niet terug kan keren onbeantwoord. Vraag je hardop af waarom ze eigenlijk naar hun huizen willen terugkeren. Suggereer dat ze door moeten met hun leven.”

Derren Brown: Apocaypse and Fear toont hoe Brosnan het militair terrein verlaat, met een actrice die hij voor een kind aanziet. Er is iets veranderd in zijn houding. Buiten ligt een telefoon. Iemand aan de andere kant van de lijn vertelt hem dat alles niet echt is gebeurd. Hij valt op de grond. Eenmaal thuis, nadat hij heeft geslapen, wordt hij gedebrieft door Brown. “Je hebt gigantisch veel geleerd. Veel dingen in je zijn veranderd. En het punt ervan, van elke seconde, was om jou die veranderingen te laten vinden. Je bent het nog steeds zelf. Het is alleen de best mogelijke Steve Brosnan.” De illusionist slaat een arm om hem heen, de camera toont tranen en dankbaarheid, familie en vrienden getuigen dat de ervaring hem richting gegeven heeft. De ontknoping heeft de zombies uitgegumd, de komeetinslag veranderd in een uitgesponnen grap, de catastrofe ongedaan gemaakt. Waar ik benieuwd naar ben is dat wat we niet zien, wat komt nadat de camera’s vertrokken zijn. Naar hoe het leven verder gaat voor iemand die helemaal alleen het einde van de wereld heeft ervaren.

In de programmareeks 'Wat een ramp' onderzoeken we dit najaar de betekenis en impact van catastrofes. De reeks is ontstaan in samenwerking met Urban Futures Studios (UU), waar Wytske Versteeg als onderzoeker aan verbonden is. Daarnaast is ze een veelgeprezen schrijver. Ze publiceerde vier romans, waaronder het met de BNG Literatuurprijs bekroonde Boy (2013).