Waarom we een duurzaam voedselsysteem toch bij de politiek moeten afdwingen

Wist je dat vijf inkoopkantoren in Nederland bepalen wat er in de schappen van onze supermarkt komt te liggen? Daarmee hebben supermarkten te veel macht en de politiek te weinig. En dat staat een duurzaam voedselsysteem in de weg, betoogt politicoloog dr. Herman Lelieveldt.
Leestijd 3 minuten — Wo 31 maart 2021
Weg van de weerstand

Als je ons voedselsysteem vangt in een beeld, dan lijkt het nog het meeste op een zandloper. Aan het ene uiteinde staan de boeren en tuinders die hun producten aanbieden. Via levensmiddelenfabrikanten, leveranciers, inkopers en supermarkten komen deze producten uiteindelijk terecht bij het andere uiteinde: op het bord van de consument. Het nauwe gedeelte van de zandloper wordt vertegenwoordigd door vijf inkoopkantoren die bepalen wat er in de schappen komt te liggen van de vijfentwintig supermarkformules die ons land kent. Bij deze ketens kopen we gemiddeld tachtig procent van ons eten. "En daarmee hebben supermarkten en inkopers ontzettend veel invloed op de manier waarop dit geproduceerd wordt", aldus politicoloog dr. Herman Lelieveldt.

Hoe verander je het voedselsysteem?

Geen wonder dus dat milieuorganisatie Greenpeace vijf jaar geleden zijn campagne ‘Red de bijen’ op de grote supermarktformules als Jumbo, Aldi en Albert Heijn richtte en niet op de politiek. De kern van de boodschap van Greenpeace was helder: boeren worden door supermarkten gedwongen zoveel mogelijk voedsel voor zo min mogelijk geld te produceren. Voor die efficiëntie zijn miljoenen kilo’s gif voor nodig. Dit gif vervuilt het milieu en doodt nuttige insecten zoals bijen, vlinders en hommels. Insecten die voor de bestuiving van maar liefst zeventig procent van alle gewassen op de wereld zorgen en daarom onmisbaar zijn. Kortom, de efficiëntie op korte termijn ruïneert de lange-termijn levensvatbaarheid van ons voedselsysteem. En door zich op de supermarkt te focussen en niet op de politiek hoopte Greenpeace de omslag sneller te laten verlopen.  

Het lukte Greenpeace een akkoord te sluiten met nagenoeg alle grote supermarkten. Binnen afzienbare tijd beloofden zij alleen nog aardappelen, groenten, fruit en andere voedingsmiddelen te verkopen die milieuvriendelijker zijn geproduceerd, met minder schadelijke bestrijdingsmiddelen. Het nieuwe milieukeurmerk “On the way to PlanetProof” werd in het leven geroepen, waarin supermarkten eisen stellen aan de productiewijze van de telers. Greenpeace boekte succes en toch stelt Lelieveldt zich de vraag: is dit wel echt de juiste plek waar we verandering moeten afdwingen? Hoort de toekomst van een duurzaam voedselsysteem thuis in de handen van deze machtige ketens? 

Complex systeem

Het korte antwoordt is volgens Lelieveldt nee, een duurzaam beleid moet vanuit de politiek afgedwongen worden. Hoewel Greenpeace de supermarkten met succes aansprak op hun verantwoordelijkheid over de bijen, kan niet elke duurzaamheidsactie daar slagen. De markt schuift de hete aardappel namelijk vaak door naar de consument. Die koopt duurzamer geproduceerd voedsel niet is het argument, dus waarom zouden we het meer aanbieden dan nu? Maar de consument moet volgens Lelieveldt wel heel sterk in zijn schoenen staan en een hele dikke portemonnee hebben om altijd te kiezen voor de duurzame optie. “Een biologische kipfilet is bijvoorbeeld vier keer duurder dan de een niet biologische. Een enorm verschil.” Om die knoop los te halen moet de politiek de controle overnemen.

Dat gebeurt niet, want onze manier waarop we beleid vormen laat nog te wensen over. Lelieveldt houdt symbolisch twee stokbroden omhoog terwijl hij zijn verhaal vertelt. “Decennialang werd ons landbouwbeleid in één beleidskoker, één van deze twee stokbroden, tot stand gebracht. Binnen die beleidskoker ging het om zoveel mogelijk productie van voedsel voor zo weinig mogelijk geld, wat heel belangrijk was in het naoorlogse Nederland.” Maar die ene koker houdt nauwelijks rekening met de langere termijn, met duurzaamheid of bijvoorbeeld volksgezondheid. Het beleid daarvoor wordt namelijk bepaald in een andere koker, het andere stokbrood. Precies deze logica staat op gespannen voet met ons milieu. Wil je een duurzaam voedselsysteem, dan moeten die losse kokers gaan samenwerken. Dan wordt duidelijk dat zoveel mogelijk voedsel voor zo weinig mogelijk geld produceren niet langer wenselijk is. Het put de aarde uit.

Planetary boundaries

We moeten van het stokbrood overstappen naar de bagel, aldus Lelieveldt. Het ronde broodje met een gat in een midden houdt namelijk wél rekening met de draagkracht van onze planeet. Als we ons beleid organiseren naar voorbeeld van de bagel, waarin intensief samengewerkt wordt tussen ministeries, rekening gehouden wordt met ieders welzijn en met de ecologische plafonds van de aarde, dan is een duurzame voedselketen haalbaar. Een praktische oplossing ligt volgens Lelieveldt mogelijk bij een ander soort overheidssubsidie voor de boeren. Boeren zijn grootgrondbezitters en die grond is in Nederland heel wat waard. Lelieveldt: "We zouden bijvoorbeeld toe kunnen werken naar een systeem waarin boeren beloond worden voor duurzame grondbewerking door middel van subsidies." De manier waarop we dit kunnen afdwingen is door als burger je stem uit te brengen op een partij die zich hier hard voor maakt en door als staat verantwoordelijkheid te nemen in de mondiale duurzaamheidscrisis waarin we nu verkeren.