Waarom zijn onze dromen zo raar?
Er bestaan veel theorieën over het waarom van dromen, weet klinisch psycholoog Annette van Schagen. In de westerse wereld wordt Sigmund Freud als een belangrijk figuur binnen de dromenwetenschap gezien. Freud publiceerde in 1900 het boek 'de Droomduiding' wat een enorm invloedrijk boek werd. Volgens Freud zijn dromen de ‘koninklijke weg naar het onderbewuste’ en dus symbolische uitingen van onvervulde verlangens en wensen.
Tientallen jaren later gingen ook andere wetenschappers zoals J. Allen Hobson en Robert McCarley zich met dromen bezighouden. Hobson en McCarley zetten zich af tegen de Freuds interpretatie van dromen, die in dromen vooral symbolische beelden en ervaringen zag, en publiceerden in 1977 een wetenschappelijk theorie die het tegendeel beargumenteerde. Deze hypothese, de activatie-synthese-hypothese, stelt dat dromen een betekenisloos bijproduct zijn van de slaap.
Dat dromen helemaal betekenisloos zijn is te stellig, vinden aanhangers van de ‘continuïteitstheorie’. Volgens deze theorie zijn dromen iets heel persoonlijks: ze sluiten nauw aan op ons dagelijks leven en helpen ons om gedachtes, zorgen en emoties te verwerken. Zo dromen we regelmatig over mensen die we kennen, en zijn de emoties uit de droom vaak terug te leiden tot emoties die op dat moment in ons leven spelen.
Volgens de ‘dreigingsresponstheorie’ zijn angstige dromen niet alleen een reflectie van de gemoedstoestand van de dromer, maar dienen ze ook een evolutionair doel. ‘Het idee is dat je in je dromen rampscenario’s meemaakt die je voorbereiden op alles wat er mis kan gaan in het dagelijks leven.’ vertelt van Schagen. Deze situatie van stress ‘s nachts is als een soort generale repetitie voor de gevaren van overdag.
Tot slot is er de ‘creativiteitstheorie’. Doordat het kritisch denkvermogen en de zelfcorrectie in de REM-slaap grotendeels zijn uitgeschakeld, komen juist dan de creatiefste oplossingen voor een probleem tot ons. Zo zou de oprichter van Google het idee van een online zoekmachine tijdens een droom hebben opgedaan. En, droomde de Duitse chemicus Kekulé over een slang die in zijn eigen staart beet waardoor hij een baanbrekend inzicht kreeg over de chemische structuur van de benzeen.
Niet alleen westelijke wetenschappers, maar ook de inheemse wijsbegeerte in andere culturen houdt zich al eeuwenlang bezig met dromen. Zo worden dromen binnen deze tradities hooggewaardeerd als bron van spiritualiteit en verbinding met de voorouders.
Er is geen sluitend bewijs voor één theorie. Waarschijnlijk zijn ze allemaal een beetje waar: dromen zijn knotsgekke ervaringen van (on)willekeurige gebeurtenissen met elementen uit ons dagelijks leven die soms eng zijn en soms leiden tot creatieve oplossingen. ‘Eigenlijk,’ concludeert van Schagen, ‘is de meest hout snijdende theorie: het nut van een droom kun je alleen maar zelf verzinnen.’
Nachtmerries
Er zijn tal van theorieën over neutrale, intense of creatieve dromen, maar de nachtmerrie past in geen van deze hokjes. Van Schagen onderzocht mensen die last hebben van herhalende nachtmerries. ‘En bij deze herhalende nachtmerries is de theorie die hier meer opgaat, die van het brein die zich in een voortdurende stresstoestand bevindt. En dat moet doorbroken worden.’
Een therapie die daarbij kan helpen is de Imagery Rehearsal Therapie. Van Schagen, zelf ook behandelaar, deed onderzoek naar het effect van Imagery Rehearsal Therapie. Het concept van de therapie is dat je overdag een nieuw einde voor je nachtmerrie verzint, en dit nieuwe einde gedurende een langere tijd een paar keer per dag actief in beeldt. Het einde mag zo creatief zijn als je zelf wilt, zolang het inbeelden ervan je een fijn gevoel geeft. Zo kun jezelf tot superheld transformeren, je kwelgeest in rook doen opgaan of het toneel van je nachtmerrie veranderen. En wat blijkt? Bij de onderzochte patiënten namen de nachtmerries af. ‘Maar de patiënten, die waren teleurgesteld. Ze hadden zo graag die nieuwe droom gedroomd, met henzelf in de heldenrol.’
Waarom voelen dromen zo echt aan?
Er is geen eenduidig antwoord op de vraag waarom we dromen. Wel komen we steeds meer te weten over de hersenactiviteit tijdens de slaap. Want in het ingewikkeldste menselijke orgaan ligt het antwoord verscholen op de vraag: waarom voelen dromen zo echt aan, terwijl ze dat niet zijn?
Neurowetenschapper Christa van der Heijden onderzoekt hersenactiviteit tijdens de REM-slaap - ook wel de droomslaap genoemd. De benaming ‘droomslaap’ is slechts deels terecht, want alhoewel de dromen in de REM-slaap het meest emotioneel, levendig en bizar zijn, dromen we ook in andere slaapfases.
‘Tijdens de REM-slaap gebeurt er iets opvallends in de hersenen. Bepaalde gebieden zijn actief en zenden allerlei signalen uit, terwijl andere juist minder actief zijn.’ vertelt van der Heijden. En dat kan verklaren waarom we tijdens de REM-slaap zulke intense, emotionele en bizarre dromen hebben.
Het zit namelijk zo: tijdens de REM-slaap zijn de visuele associatie cortex (zicht), de motor cortex (beweging) en de amygdala (emotie) actief, terwijl de prefrontale cortex (logica en planning) juist minder actief is. Deze actieve hersengebieden gaan niet alleen over daadwerkelijke visuele informatie, beweging en emotie-regulatie maar ook over ingebeelde prikkels. Wanneer iemand zich voorstelt dat die vastzit op een piratenschip en niet weg kan, zijn dezelfde hersengebieden actief als wanneer iemand daadwerkelijk gekidnapt is door piraten.
Daarnaast is de grote hersenkwab verantwoordelijk voor logica en planning -de prefrontale cortex- deels uitgeschakeld tijdens de REM-slaap. Dit betekent dat de informatie die tijdens de REM-slaap wordt geproduceerd minder getoetst wordt aan de vraag: ‘is dit logisch, rationeel en waarheidsgetrouw?’ Informatie wordt makkelijk geaccepteerd en het brein maakt er zelf chocola van. En daarom zit je het ene moment te stressen over een gestolen vrachtwagen, ben je het volgende moment op de babyshower van je rijinstructeur én voelt dat allemaal volkomen logisch.
Zijn dromen raar, of is de werkelijkheid raar?
Door de eeuwen heen is de betekenis die kunstenaars en filosofen aan dromen geven steeds veranderd. Zo was een droom ooit een goddelijke openbaring of juist een bedreiging voor ons rationele denken. Ook de surrealisten in de twintigste eeuw hielden er een bijzonder intrigerende theorie op na. De surrealisten hadden niet alleen het idee dat wij in onze dromen een andere wereld tegenkomen, maar dat de wereld zoals wij die denken te kennen wanneer wij wakker zijn, misschien niet de echte wereld is. ‘Misschien is het een illusie dat onze wereld helder, logisch en georganiseerd is, met een duidelijke volgorde in de tijd. Misschien zijn onze dromen wel echter dan de wereld waarin we ons bevinden als we wakker zijn?’ speculeert filosoof Paul Ziche. Dus als ik mij de volgende keer verslaap, lag het niet aan mij—ik zat gewoon vast in de echte wereld;)