4 mei-lezing
Terugkijkend op de jaren van onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië, weet Tarsua deze periode nu in slechts één woord te vatten: “Drukte”. Toen de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog uitbrak in 1945, begon Tarsua uit Yogyakarta eerst met het vergezellen van Indonesische vluchtelingen uit oorlogsgebied. Uiteindelijk zou ze een steeds actievere bijdrage leveren aan de vrijheidsstrijd tegen de Nederlandse kolonisator: van helper voor het Rode Kruis, schopte de jonge vrouw het zelfs tot soldaat in het Indonesische studentenleger.
Volgens cultureel antropoloog dr. Eveline Buchheim (NIOD) is het persoonlijke verhaal van deze nu bejaarde vrouwelijke oorlogsveteraan van grote toegevoegde waarde voor de geschiedschrijving van de Indonesische vrijheidsstrijd. “Door individuele verhalen zoals die van Tarsua weten we dat er ook vrouwen met een militaire rol bij de dekolonisatieoorlog waren betrokken. Dit verhaal is een totale tegenpool van het gangbare beeld van Indonesische vrouwen in de geschiedschrijving.” Waar de Nederlandse geschiedschrijving en getuigenissen de Indonesische vrouwen vaak omschreven in een verzorgende rol, geeft Tarsua’s verhaal ons dus een onverwacht perspectief op deze oorlog.
Officieel beslaat de Dodenherdenking alle Nederlandse oorlogsslachtoffers sinds de Tweede Wereldoorlog. In de praktijk lijkt de nadruk echter vooral op de Duitse bezetting van Nederland te liggen. Is er tijdens de Dodenherdenking ook plaats voor de vele slachtoffers van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog? Het onlangs verschenen historische onderzoek naar oorlogsgeweld in Indonesië brengt deze bloedige periode uit het Nederlandse koloniale verleden eindelijk meer onder de aandacht. Dr. Eveline Buchheim droeg bij aan dit grote Indonesiëonderzoek, dat zich in het bijzonder richtte op persoonlijke verhalen van mensen die de oorlog hebben meegemaakt, zoals het bovenstaande verhaal van de Indonesische Tarsua. Kan het uitlichten van persoonlijke verhalen ons helpen de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog een plek te geven in ons collectieve geheugen?
Het ‘kleine’ verhaal
Jarenlang verzamelde Buchheim documenten, foto’s en verhalen uit de periode van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Volgens haar zijn juist individuele oorlogsverhalen in staat om het verre verleden weer dichtbij te kunnen brengen. “Nog steeds raken persoonlijke verhalen en getuigenissen ons het meest”, stelt Buchheim. “Het is dan ook niet verrassend dat deze persoonlijke verhalen verteld door direct betrokkenen, steeds vaker op de voorgrond worden geplaatst tijdens officiële herdenkingen.” Door aandachtig te luisteren naar wat ‘kleine verhalen’ worden genoemd, kunnen we de ervaringen van deze direct betrokkenen bijna aanraken. Alleen al daarom hebben kleine verhalen een grote waarde en kunnen ze onderbelichte delen van de geschiedenis voor het voetlicht brengen. De geschiedenis belicht immers meestal de verhalen van politiek leiders, overwinnaars en andere hoge functionarissen. Buchheim: “Door te focussen op de kleine verhalen en ervaringen, komt de periferie van de geschiedenis meer centraal te staan. Zo kunnen wij zelf ervaren hoe het is om als mens te navigeren in tijden van crisis.”
Aandacht voor de kleine verhalen is er binnen de geschiedschrijving wel vaker geweest, in een tak die microgeschiedenis heet. Dit genre binnen de geschiedschrijving won aan populariteit in de jaren zeventig, aanvankelijk in Italië. Met zijn boek De kaas en de wormen introduceerde de Italiaanse historicus Carlo Ginzburg toentertijd de lezer tot het alledaagse leven van onder andere een zestiende-eeuwse molenaar. In het geval van deze “petite histoires” ligt de nadruk op het alledaagse leven. De vertellingen van oorlogsverhalen verschillen daar iets van: daarin komen gewone mensen in een zeer onalledaagse situatie terecht.
Het Indonesiëonderzoek
Vele oorlogsverhalen verkregen de onderzoekers door middel van interviews met direct betrokkenen, zowel in Nederland als in Indonesië. Hieruit kwam een breed scala aan verschillende verhalen naar voren, vertelt Buchheim. “Opvallend aan de verhalen van Nederlandse getuigen was dat er nog steeds sprake was van een brede consensus dat Nederland toentertijd nog steeds recht had op de Indonesische kolonie. Toch waren er onder de geïnterviewden ook mensen die toen al het koloniale geweld afkeurden en mensen die de koloniale uitbuiting daar bekritiseerden.” De veelheid en variëteit van de getuigenissen laat de gelaagdheid en complexiteit van de verhalen duidelijk zien. Dit bemoeilijkte de onderzoekers enigszins in hun pogingen om een samenhangend beeld te destilleren dat recht deed aan alle verhalen, van de Nederlandse én Indonesische kant.
Door aandacht te vestigen op de ervaringen en belevingen van individuen, worden nieuwe kanten van de onafhankelijkheidsoorlog belicht, vertelt Buchheim. Ook kunnen getuigenissen het zwart-wit denken over deze oorlogstijden nuanceren. Zo haalt Buchheim een groepsinterview aan met Nederlanders die als tiener de uiterst gewelddadige periode in het najaar van 1945 meemaakten (in Nederland ook wel de Bersiap genoemd). In deze periode waarin vele (Indische) Nederlanders slachtoffer werden van dodelijk geweld door Indonesiërs, vertelden de drie Nederlanders hoe zij juist hulp kregen van Indonesiërs. Buchheim: “Hun verhalen laten zien dat de werkelijkheid, hoe verschrikkelijk ook, helemaal niet zo zwart-wit was.”
De kleine verhalen van toegevoegde waarde?
Deze getuigenissen laten verschillende versies zien van hetzelfde gedeelde verleden. Die macht zit er in kleine verhalen. Toch plaatst Buchheim wel kanttekeningen bij de waarde van deze verhalen voor de geschiedschrijving. Buchheim: “Verhalen blijven reconstructies. Elke verteller gebruikt verteltechnieken en kan zo de luisteraar tot op zekere hoogte beïnvloeden.” Maar Buchheim benadrukt ook dat het benoemen van deze persoonlijke verhalen ons kan uitnodigen om het verleden vanuit andere perspectieven te bekijken. “Deze ervaringen en getuigenissen kunnen de grote geschiedenis op een mooie manier bij zeer essentiële punten aanvullen.”
Persoonlijke verhalen en herinneringen kunnen dus nieuwe perspectieven bieden op grote gebeurtenissen als een oorlog. Maar ze kunnen nooit de héle waarheid vertellen. “De kracht van het kleine verhaal zit in het krijgen van begrip voor de ander, voor de verschillende perspectieven die er toen waren en nu nog steeds zijn”, concludeert Buchheim. “En zeker in deze tijden van polarisatie is meer begrip krijgen voor elkaar één van de belangrijkste dingen die we nu kunnen doen.”