Statusangst

Twee berichten van de afgelopen week spoken door mijn hoofd.
Leestijd 3 minuten — Wo 29 september 2010

De Nijmeegse filosoof Bas van Stokkom in alle weekendbijlagen over de hufterigheid die begint in de middenklasse en de studentencorpora die de toevloed niet aankunnen. Voor mijn gevoel houden ze verband met elkaar, maar hoe?

Van beide berichten word ik naar. Van Van Stokkom uiteraard. Klopt het dat niet een anonieme 'zij' verantwoordelijk zijn voor de verruwing in het debat, maar 'wij', de beterbedeelden? En het is toch positief als studenten actief willen worden tijdens hun studie? Waarom klonk het niet leuk? Omdat gezegd werd dat nieuwkomers met honderden voor de deur overnachtten om alsjeblieft mee te mogen doen, alsof hun leven er van afhing. De ontgroening wordt harder, want de leden zijn toch niet kritisch. Een enorme angst spreekt hieruit om niet tot een bepaalde inner-circle te behoren, waardoor je het de rest van je loopbaan wel kunt schudden. En ook al die bijzondere vriendschappen loop je mis.

Dagen later valt het me in: Statusangst. Een begrip dat Alain de Botton bedacht. Op de voorkant van het boek een nieuwbouwwijk, maar dan van de chique soort. Waar bange mensen wonen. Niet omdat ze niets hebben, maar juist omdat ze alles kunnen hebben. En als je het niet hebt, is het je eigen schuld. Waar in de middeleeuwen anderen mededogen hadden met wie het lot slecht bedeelde, in de welvaartsstaat de solidariteit bestond jegens degenen voor wie het anders liep, is nu de filosofie dat je het zelf in de hand hebt en je plicht verzaakt als je niet succesvol bent, zo analyseert De Botton.

Herken de filosofie achter het zorgstelsel: niet zorg voor de zieke staat centraal, maar straf voor degene die niet de zelfdiscipline heeft om rookvrij en megaslank door het leven te gaan. Nu snap ik het verband met hufterigheid die in de middenklasse ontstaat. Naar beneden trappen en naar boven … De behoefte je te onderscheiden van de minder succesvollen en de angst zelf te vallen. Nu snap ik de behoefte van studenten zich te onderscheiden van zo maar alle anderen die ook mogen studeren.

Zelf denk ik - uiteraard - hier niet zo gevoelig voor te zijn. Maar als mijn dochter geen selectie mag spelen krijg ik het ook even benauwd. Heeft ze nu op 8-jarige leeftijd de boot al gemist? Ik snap dat dit moederlijke hormonen zijn, een signaal rechtstreeks uit mijn reptielenbrein, dat ik snel onderdruk.

Maar vorig jaar op de Universitaire Vredesdagen sprak Hans Achterhuis over geweld en oorlog als behorend bij de mens en de natuur. Onmiddellijk verzette zich het publiek: wij mensen kunnen leren, ook hoe we met elkaar omgaan. Dit jaar zullen we daarom op 5 oktober spreken over Vredeseducatie met Bas van Stokkom en Micha de Winter.

Ik ben er van overtuigd dat we kunnen leren door dialoog en onderwijs en dat dat moet. Maar willen we dat? Wil de mens zich niet onderscheiden, juist als iedereen dezelfde kansen heeft en gelijk is? Insluiten en uitsluiten. Kan dat ooit fatsoenlijk? Dat blijft een vraag.

Een suggestie heb ik al wel voor onze universiteit. Nodig net als in de Verenigde Staten bij de volgende opening van het academisch jaar alle eerstejaars uit in plaats van alleen de verenigingen. Zo voorkom je dat een nieuwe lichting de studietijd gaat beginnen verteerd door statusangst.

Praat mee op 5 oktober over vredeseducatie, hufterigheid en dialoog.