Kind in China: verwend keizertje of ouderloze arbeider

De eenkindpolitiek in China zorgt voor een heel volk van verwende enig kinderen die altijd hun zin krijgen en nooit verantwoordelijkheid hoeven nemen.
Leestijd 2 minuten — Do 7 oktober 2010
Voorbeeldig opgroeien

Dit Westerse vooroordeel over opgroeien in China is misschien deels waar, maar vertelt lang niet het hele verhaal. Bettine Vriesekoop, oud-tafeltennisster en tegenwoordig journaliste gespecialiseerd in China, benadrukte in haar lezing voor de serie Voorbeeldig opgroeien, dat naast de verwende keizertjes in Peking er op het platteland veel arme, hardwerkende kinderen opgroeien, zonder ouders.

De eenkindpolitiek is in 1979 ingesteld en inmiddels is de eerste generatie daarvan zelf toe aan kinderen. Overigens mogen ouders op het platteland twee kinderen krijgen en is het voor de welgestelden vrij makkelijk om het recht op de tweede kind te kopen, dus niet elk Chinees jongetje of meisje mist een broertje of zusje. Vriesekoop vertelt over de gemiddelde jeugd van in China geboren kinderen. Zoals in zoveel andere landen maakt het heel wat uit waar je precies geboren wordt: in de stad of op het platteland, in een familie met of zonder connecties.

De meeste kinderen gaan wel naar school en school vormt ook het middelpunt in het leven van het kind en eigenlijk van het hele gezin. Omdat ouders maar één kind hebben, ligt er veel druk op zijn schouders om te slagen in het leven. En succesvol zijn begint met een goede opleiding. In het Chinese onderwijssysteem zijn alle instellingen aan elkaar verbonden. Wil je een goede baan krijgen, dan moet je van een topuniversiteit komen; wil je op een topuniversiteit komen, dan moet je examen hebben gedaan op een van de paar beste middelbare scholen; en wil je daar toegelaten worden, dan moet je beginnen op een elitebasisschool. Het gaat zelfs zo ver dat ouders hun kleuter naar een MBA-kindergarten sturen (ja, daar leren de kleuters alvast voor hun Master of Business Administration), tegen een fors schoolgeld van duizenden euro's.

Misschien omdat het onderwijssysteem zo hard is en de druk om op jonge leeftijd te presteren zo hoog, krijgen de Chinese kinderen voor het overige alles wat hun hartje begeert. Probleem is dat ze wel de vrijheid krijgen om te consumeren, maar niet de vrijheid om echt hun eigen keuzes te maken. In de opvoeding speelt verantwoordelijkheid dan ook geen grote rol, net zo min als sociale vaardigheden. De Chinese kinderen zijn bezig met school of met zichzelf, aldus Vriesekoop. Hun leefwereld is beperkt tot het gezin, waarbinnen zij het stralende middelpunt vormen. Westerse idealen over opvoeding, zoals leren vrij op eigen benen te staan, en sociaal en verantwoordelijk zijn, komen in dat kerngezin niet aan de orde.

Uiteindelijk, zegt Vriesekoop, kun je zeggen dat iedereen in China kind is, omdat niemand volwassen wordt. De generatie die opgroeide onder de dictatuur van Mao hoefde nergens zelf over te beslissen. Hun kinderen hoeven dat ook niet, omdat de ouders dat voor hen doen. Toch is het nu een stuk beter dan toen. Er leven nog steeds veel kinderen in armoedige omstandigheden en zonder ouders, omdat die hen achterlaten om in de stad te gaan werken, maar over het algemeen zijn de basisbehoeften vervuld. En het blijft de vraag in hoeverre wij onze eigen, Westerse opvoedingswaarden moeten projecteren op die weldoorvoede en verwende Chinese kindertjes.

Kijk hier de hele lezing van Bettine Vriesekoop terug. Volgende week spreekt prof. Peter Stearns over de wereldgeschiedenis van opvoeding.