Kernenergie of broeikaseffect: waar schepen we de volgende generatie mee op?

Morele opvattingen, we hebben ze allemaal.
Leestijd 2 minuten — Di 22 maart 2011
Vrijheid en verplichting

Er wordt over de normatieve ethiek, die de morele basisprincipes en maatstaven beschrijft, zelfs gezegd dat deze niet specifiek behoort tot het vakgebied van de filosoof. Ieder weldenkend mens is in staat na te denken over morele opvattingen; filosofen bezitten geen speciale normatieve kennis. Naast de normatieve ethiek bestaat ook de beschrijvende ethiek en meta-ethiek. Aan laatstgenoemde wijdde prof. dr. mr. Herman Philipse de zevende lezing in de reeks Vrijheid en verplichting.

Een drieslag
Philipse had het vermoeden dat het een zware taak zou worden het publiek te interesseren voor de meta-ethiek, die in veel opzichten erg abstract is. Hij ging de uitdaging aan, aan de hand van een drieslag. Om te beginnen diende het cognitivisme als these. Die werd gevolgd door de antithese van het non-cognitivisme. Om af te sluiten met een synthese: het Frege-Geach-Probleem.

John Leslie Mackie, een Australische cognitivist, meent dat de mens de intentie heeft om met morele oordelen objectieve morele eigenschappen toe te kennen aan handelingen of toestanden. Met andere woorden, om iets 'waars' te zeggen over de werkelijkheid. Wanneer wij bijvoorbeeld zeggen dat Hitler slecht was, menen wij hiermee de waarheid uit te spreken over de wereld om ons heen. Maar Mackies eerror theory stelt ook dat in de werkelijkheid dergelijke eigenschappen niet bestaan.

Het 'emotivisme' van de non-cognivist Alfred J. Ayer kan als een reactie hierop worden beschouwd: morele oordelen zijn expressies van onze emoties. Ayer, die al kettingrokend college gaf aan Philipse op Oxford,, vond dat morele oordelen geen echte oordelen zijn. Morele oordelen drukken slechts attitudes uit en moedigen anderen aan deze attitudes te delen en dienovereenkomstig te handelen. De oordelen bezitten dus geen cognitieve inhoud en gelding.

Emotivisme schiet tekort
Uit het huidige hersenonderzoek blijkt dat we met name door emotionele delen in ons brein gestuurd worden wanneer we morele waardeoordelen moeten geven. Bij vraagstukken omtrent bijvoorbeeld kernenergie – zoals die de afgelopen weken opnieuw spelen sinds de problemen bij de Fukushima kerncentrales - is het interessant om te kijken in welke mate emoties van invloed zijn op het standpunt dat we innemen. De afweging is namelijk ook hoe we meeleven met de toekomstige generatie; maakt het ons was uit in wat voor wereld zij zullen leven? Toch is het niet een keuze tussen goed en kwaad. Wanneer we kiezen voor kernenergie zal ons nageslacht de komende 25.000 jaar te maken hebben met afvalstoffen; zijn we tegen kernenergie dan zal het broeikaseffect deel uitmaken van het toekomstplaatje. Inhoudelijke feitenkennis is hierbij net zozeer van belang en emotie speelt dus niet de enige rol.

De aard van de filosoof
Tussendoor informeerde Philipse zo af en toe of het publiek het nog kon volgenen gaf voor het geval dat het niet zo zou zijn aanbevelingen van leesbare werken: de 20e-eeuwse filosofen Blackburn en Kickert. Heeft Philipse zijn doel bereikt en de interesse van het publiek gewekt voor de meta-ethiek? Als dat niet zo is, neemt hij het het publiek niet kwalijk, we kunnen ten slotte niet allemaal filosofen zijn. Naarmate de vraagstukken en concepten complexer worden en er dubbelzinnigheden ontstaan binnen moreel taalgebruik zullen filosofen meer en meer geïntrigeerd raken. Het wordt pas echt interessant als ik er niet meer over kan praten. Aldus Philipse.