Ik ben een bezinner. En nu?

Linda Kaper (stagiaire) doet elke vrijdag verslag van haar onderzoek naar leerstijlen.
Leestijd 3 minuten — Vr 19 oktober 2012

Linda Kaper (stagiaire) doet elke vrijdag verslag van haar onderzoek naar leerstijlen.

Ben je een bezinner, dan zal je een wiskundeopgave met een concreet probleem van diverse kanten bekijken. Neem als voorbeeld twee bankrekeningen met verschillende rentepercentages om deze te vergelijken bekijk je de situatie van verschillende kanten. Zo kijk je naar de opbrengst op korte termijn en op lange termijn. Ook varieer je de verschillende startbedragen en bekijkt wat er gebeurt als je geld bijstort. Hierna maak je uiteindelijk een keuze.

Als bezinner ligt je grootste kracht in je voorstellingsvermogen. Je floreert in het van meerdere kanten bekijken van een concrete situatie. Ook het ordenen van relaties gaat je goed af. Net als de doener hou je van mensen, daarnaast ben je emotioneler dan mensen met de andere leerstijlen (doener, beslisser, denker). Als reactie van anderen krijg je soms te horen dat je traag bent. Dit komt doordat je tijd nodig hebt om de situatie van alle kanten te bekijken, want daarna kun jij pas een beslissing nemen. Door dit bezinnen op de mogelijkheden heeft de bezinner zijn naam gekregen.

Dromen als kracht
De bezinner wordt ook wel een dromer genoemd. In de huidige samenleving heeft dat een wat negatieve klank, maar het verwijst juist naar je kracht. Bij een brainstorm bijvoorbeeld is iemand die kan 'dromen' over verschillende mogelijkheden erg praktisch. Jouw karakteristieke vraag is 'waarom?'. Dit de vraag is die je het vaakst stelt en waar je het meest geïnteresseerd in bent. Bij wiskunde zie je dat als jij een recept krijgt voor het oplossen van een vergelijking je elke keer de vraag stelt 'waarom doen we deze stap?' of dat jij je afvraagt 'waarom werkt deze methode?”. Als er geen goede antwoorden op deze vragen komen, zal je een zekere weerstand blijven voelen tegen het oplossen van dit soort problemen.

Begin een wiskundig theekransje
Je leert het beste in een omgeving waar tijd en ruimte is om gevoelens, gedachten en ervaringen te delen. Een studiegroep waar veel tijd is voor deze uitwisseling en reflectie op problemen is voor jou dan ook ideaal. Daarnaast heb je tijd nodig om verbanden te onderzoeken. In de wiskunde is de samenhang tussen begrippen erg belangrijk. Daarom kan je jouw talent om verbanden te zien goed gebruiken. Verder is het goed om samen met anderen te leren wegens je behoefte aan uitwisseling van ideeën. Nodig in je studiegroep ook vooral een denker of een beslisser uit. Deze kunnen je helpen om de concrete situatie die je zo goed kunt bekijken ook om te zetten in abstracte begrippen.

Blijf creatief
Als bezinner bezit je creativiteit en die gebruik je ook graag. Bij wiskundecolleges krijg je vaak recepten om problemen op te lossen en daardoor heb je misschien het gevoel dat je creativiteit uitgedoofd wordt. Maar dit hoeft absoluut niet het geval te zijn, wiskunde en creativiteit gaan juist goed samen. Geef jezelf dus de ruimte om buiten de gebaande paden te gaan en creatieve wegen te zoeken. Ook bij wiskunde geldt dat je kan leren van je fouten. En juist uit fouten ontstaan vaak de mooiste wiskundige theorieën.

Lees ook de eerdere blogs in deze serie:
> Wiskunde leren: een oerwoud of een dierentuin? (7 september)
> Spiraalsgewijs wiskunde leren: is dat de oplossing? (14 september)
> Iedereen zijn eigen stijl (21 september)
> Ik ben een doener. En nu? (28 september)
> Ik ben een beslisser. En nu? (5 oktober)
> Ik ben een denker. En nu? (12 oktober)