Het kind als spiegel van de beschaving

Column prof. dr. Willem Koops
Leestijd 4 minuten — Zo 21 juli 2013

Prof. dr. Willem Koops is Universiteitshoogleraar Sociale Wetenschappen, met als leerstoelFoundations and History of Developmental Psychology and Pedagogy. Hij leidde vele onderzoeksprojecten in zijn vakgebied. Al een aantal jaar achtereen organiseert de faculteit Sociale Wetenschappen in samenwerking met Studium Generale series lezingen die studenten kunnen volgen als onderdeel van de cursus 'Geschiedenis als spiegel voor de opvoeding'. Wat ziet Koops in de samenwerking tussen de faculteit en Studium Generale?


In de sociale wetenschappen in het algemeen, maar in de psychologie en zelfs in de pedagogiek in het bijzonder, is historisch besef aan het verdwijnen. Het is heel gewoon dat jonge onderzoekers oprecht menen dat teksten die langer dan 5 jaar geleden gepubliceerd zijn, verouderd en dus verdacht zijn. Dat het wiel elke dag opnieuw wordt uitgevonden is dan ook in de wetenschap van vandaag een groot gevaar. Een ander gevaar is dat de samenhang van het menselijk bestaan en van het menselijk gedrag met de cultuurhistorische context geheel uit het zicht verdwijnt.

Ik ben zelf geïnteresseerd in kinderen, en ben opgeleid als experimenteel ontwikkelingspsycholoog. Als zodanig heb ik het grootste deel van mijn academisch bestaan met kinderen geëxperimenteerd in laboratorium situaties. Maar ook de geschiedenis van het denken over kinderen vind ik altijd al boeiend. Historisch zie je grote wisselingen in de opvattingen die volwassenen van kinderen hebben en daarmee hangt ook de omgang met die kinderen samen. Toch liet men in de ontwikkelingspsychologie cultuurhistorische benaderingen van kinderen bij voorkeur over aan historici. De psychologie is verregaand ahistorisch. Dat geldt inmiddels ook voor de pedagogiek. En dat is nogal opmerkelijk. Oorspronkelijk was de pedagogiek een bij uitstek theoretisch historisch georiënteerd vakgebied: men stelde normatieve opvoedingsvraagstukken aan de orde en men bestudeerde de opvoedingsideeën en -stelsels uit heden en verleden. Die tijd is voorbij. Er zijn nog enkele leerstoelen in de theoretische en historische pedagogiek te vinden, maar vakgroepen of afdelingen met die naam zijn zo goed als verdwenen. En geschiedenis, zelfs die van het vakgebied zelf, wordt niet of zeer summier gedoceerd. De pedagogiek is net als de ontwikkelingspsychologie geheel empirisch-analytisch van aard geworden en bekommert zich nog nauwelijks om de cultuurhistorische context, of om vragen van normatieve aard. Maar de vraag waartoe we zouden moeten opvoeden kan niet zonder wijsbegeerte en geschiedenis worden beantwoord. En juist aan die vraag willen moderne hedendaagse onderzoekers zich niet branden. Onderzoekers van nu kennen eigenlijk maar één verlangen: het volgende empirisch analytische onderzoeksartikel publiceren in het meest prestigieuze “top” tijdschrift.

Tegen die achtergrond kwam het idee op om opnieuw de aandacht, ook van een breed publiek, te vragen voor een rijkere methodische aanpak van vraagstukken met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van kinderen. Twee collegae met wie ik van meet af aan dit idee deelde, zijn historisch en theoretisch pedagoog dr. Bas Levering en prof. dr. Micha de Winter, bekleder van de facultaire Langeveld leerstoel, een stoel die gecreëerd is om het belang van de verbinding tussen empirisch analytisch onderzoek en normatieve vraagstukken te benadrukken. Beide collegae zijn ook nog eens bijzonder ervaren in het optreden voor media en het presenteren van wetenschappelijke vraagstukken aan een algemeen publiek. We organiseerden in 2004 en 2005 een reeks lezingen door top-onderzoekers uit verschillende vakgebieden die spraken over aspecten van het kinderlijke bestaan: hersenonderzoek door Dick Swaab, evolutionaire benaderingen van het kind door van Jan van Hooff, kinderen volgens het Sociaal Cultureel Planbureau door Paul Schnabel, Islam en opvoeding door Lotty Eldering, enzovoort.

We kregen enthousiaste steun en medewerking van Studium Generale. Dat laatste was belangrijk vanwege de logistieke ondersteuning (zoals het bespreken van de mooie Senaatszaal) en vanwege de aankondigingen op websites en in de media. Niet in de laatste plaats was de samenwerking met Studium Generale belangrijk vanwege de ervaring en ideeënrijkdom, die het team inbracht. De reeks was in alle opzichten multidisciplinair, en wij zagen het als onze taak de cultuurgeschiedenis en de samenleving als contexten voor de discussies met de belangstellenden aan te brengen. Wij noemden deze eerste reeks: Het Kind als Spiegel van de Beschaving, een titel, die ik eerder had gebruikt voor mijn dies lezing van 2004. We hadden een en ander zo ingericht dat deelnemende studenten (uit alle disciplines) een tentamen konden afleggen en studiepunten konden vergaren. De formule was zeer succesvol: de helft van de ongeveer 130 deelnemers was student, de andere helft bestond uit belangstellenden van oudere leeftijd. Tot onze verrassing waren er onder het publiek ook beleidsmakers uit gemeentebesturen, provinciaal bestuur en allerlei organisaties en instituties met betrekking tot de zorg voor kinderen. Na afloop van de serie publiceerden wij een boek met de bijdragen, getiteld: Het Kind als Spiegel van de beschaving.

Na die eerste keer kregen we de smaak te pakken. Sindsdien organiseren we in samenwerking met Studium Generale elk jaar een reeks lezingen over kinderen, altijd multidisciplinair en met veel aandacht voor (cultuur-)geschiedenis en sociale, maatschappelijke contexten. We hebben altijd ongeveer 150 deelnemers en soms, incidenteel, een veel grotere belangstelling vanwege een beroemd, of, want ook daar schrikken wij niet voor terug, een roemruchte spreker. Inmiddels hebben we reeksen georganiseerd over resp. : Evolutietheorie en kinderen; Internationaal vergelijkende opvoeding; Agressie bij kinderen en jeugdigen; Lachen en huilen. Deze reeksen resulteerden alle in mooie publicaties, die goed genoeg verkocht worden om zichzelf te bedruipen.

Wij zijn ingenomen met de resultaten van onze bezigheid. De Studium Generale reeksen bieden een bredere historische, multidisciplinaire en culturele context dan inmiddels in de alledaagse academische wetenschapsbeoefening gangbaar is. En we krijgen daarvoor grootschalige aandacht. Dat dit lukt, is te danken aan de steun van het Studium Generale team en ook aan dat van de ondersteuning van mevr. Madelon Pieper, die als 'personal assistent' van de decaan Sociale Wetenschappen (die ik tot voor kort was) alle email correspondentie met sprekers, auteurs, publiek en studenten voor haar rekening nam en neemt.

Komend najaar staat er weer een spannende, interessante serie ingepland, dit keer over seksuele ontwikkeling. Ik kijk daar nu al naar uit. Ik ben denk ik niet de enige.

Deze column verscheen ook als bijdrage in het Studium Generale Magazine.