Schrijvers, schilders en sluitend bewijs

Hoe bewijzen alfa’s anders dan bèta's?
Leestijd 3 minuten — Vr 27 februari 2015
Bewijs het maar!

Verstehen vs. erklären: de methode van de alfawetenschappen versus de methode van de bètawetenschappen. In de vorige lezingen in de serie Bewijs het maar! werd het al duidelijk dat het moeilijk (of zelfs onmogelijk) is om met de methode van de bèta's een sluitend bewijs te vinden. Maar voor de alfa's lijkt het zelfs nog lastiger! Want hoe bewijs je wat een schrijver in het verleden bedoeld heeft? Hoe kun je aantonen dat een schilder veel invloed had op tijdgenoten? En hoe laat je zien dat er een verband is tussen de Spaanse en de Portugese taal?

Letterkundige en historica prof. dr. Marita Mathijsen vertelt in haar lezing over bewijs in de alfawetenschappen. Want hoe doen de alfa's dat nou? Allereerst moet duidelijk zijn dat er in de alfawetenschappen verschillende soorten onderzoek zijn: bronnenonderzoek, statistisch onderzoek, netwerkonderzoek, taalonderzoek, mediaonderzoek en meer. Binnen al deze soorten onderzoek zijn er ook weer verschillende invalshoeken. En tussen die verschillende soorten onderzoek en invalshoeken zit een groot verschil in de betrouwbaarheid van de uitkomsten, zo vertelt Mathijsen. Een onderzoek naar de invloed van een hedendaags boek is bijvoorbeeld een stuk 'beter' te controleren dan een vergelijkbaar onderzoek naar een boek uit het verleden. Ondanks al deze verschillen, zijn er over het algemeen twee manieren van bewijzen in de alfawetenschap: bewijsvoering zoals de bèta's en interpretatie.

Bewijzen zoals de bèta's
Onderzoek naar taalverwerving of historisch-economisch onderzoek: twee voorbeelden van alfa-onderzoek dat gebruik maakt van een methode die sterk lijkt op de methode die idealiter in de bètawetenschappen gebruikt wordt, namelijk die van de cirkel van vraag, verkenning, hypothese, toetsing en evaluatie. Ook het zogenaamde 'Tilburgse tellen' is hier een voorbeeld van. Dat is het type letterkundig onderzoek dat gedaan werd aan de Tilburgse school, waarbij niet meer de inhoud van de teksten centraal stond, maar de vorm. Men telde bijvoorbeeld (met de hand!) het aantal woorden van een recensie en dat leverde interessante resultaten op. Zo bleek, niet geheel onverwacht, dat er in recensies minder woorden werden besteed aan vrouwelijke schrijvers dan mannelijke auteurs.

Interpreteren
Interpreteren is een veel gebruikte methode binnen de alfawetenschappen, maar hoe bewijs je iets via interpretatie? Hoe bewijs je dat jouw interpretatie, een idee over een idee, klopt? Volgens Mathijsen is dit erg lastig, want interpretaties zijn per definitie niet controleerbaar en het is dus niet te bepalen welke interpretatie beter is. Is dan alles gewoon maar mogelijk in de alfawetenschappen? Er is wel wat houvast. Eén van de manieren is bijvoorbeeld aanwijzingen vinden in de context: waar schrijft deze schrijver vaak over? In welke tijd is het geschreven en uit welk milieu kwam hij of zij? Via argumenten kun je een interpretatie dus aannemelijker maken, al is volledig sluitend bewijs uitgesloten. Alhoewel door eruditie en status het ene bewijs wellicht sluitender wordt bevonden dan het andere.

Bewijzen is voor alfa's soms dus best lastig. Gelukkig zijn er toch ook mogelijkheden om tot harde bewijzen, of in ieder geval goede onderbouwingen en interessante ideeën te komen. Vooral dat laatste is erg belangrijk volgens Mathijsen, want zoals zij afsluit: "De alfa's zorgen voor ideeën, de bèta's zorgen voor wetten en beiden controleren ze het niveau van de universiteit en de wetenschap en bewaken ze het evenwicht!"

Kijk hier de lezing Hoe bewijzen alfa's? van prof. dr. Marita Mathijsen terug. Volgende week zal Joris Luyendijk een lezing geven over hoe journalisten omgaan met bewijs. Wat is de betekenis van bewijs en waarheid in de Nederlandse politiek, het Midden-Oosten en de Londense bankenwereld? N.B. we verwachten grote drukte dus kom op tijd of kijk, nog gemakkelijker, live mee vanuit huis.