Het water zakt!

Onze rivieren zijn gekanaliseerd, meren uitgegraven en polders drooggelegd. In Nederland hebben we enorme infrastructuren rondom onze waterwegen gerealiseerd. Maar blijven we meester over het water nu we vaker te maken krijgen met periodes van aanhoudende droogte? En de zeespiegel stijgt? Volgens hydroloog Niko Wanders staan we voor een lastige keuze.
Leestijd 3 minuten — Vr 21 februari 2020
Pompen of verzuipen

“Help, het water zakt!” zal je niet zo snel horen. In tegenstelling tot een stijgende zeespiegel is droogte een sluipende natuurramp. Droogte is een heel langzaam proces dat tegelijkertijd langdurige en soms onomkeerbare gevolgen heeft. De gortdroge zomer van 2018 kun jij je bijvoorbeeld misschien niet meer herinneren, maar de natuur is daar pas net van bijgekomen. Volgens hydroloog Nico Wanders (UU) moeten we ons in Nederland dan ook niet alleen zorgen maken over een stijgende zeespiegel, maar des te meer over watertekorten.

Ook natte gebieden hebben last van droogte

Bij droogte moet je waarschijnlijk eerder denken aan warme oorden en uitgestrekte zoutvlakten dan aan ons eigen kikkerlandje. Maar “een woestijn is geen droogte”, legt Wanders uit, “dat is een natuurverschijnsel”. Je spreekt van droogte op het moment dat er voor een langere periode minder water is dan normaal het geval is binnen een groot gebied.

In Nederland is er doorgaans een overvloed aan water. Zo stroomt er iedere seconde gemiddeld drieduizend kubieke meter water via de Rijn Nederland binnen. We maken graag gebruik van deze enorme hoeveelheid water in onder meer de landbouw en industrie. Daarnaast zorgt de kracht van het uitgaande rivierwater er rond de kustgebieden voor dat het zeewater niet de riviermonden instroomt en het zoetwater ‘vervuilt’. Droogte kan hierom ook in een relatief nat gebied als Nederland serieuze gevolgen hebben.

Droogte neemt wereldwijd toe als gevolg van klimaatverandering. Wanders wijst naar een wereldkaart: “Volgens de huidige voorspellingen krijgen de rode gebieden meer last van droogte, de groene gebieden krijgen minder last van droogte.”

Nederland ligt precies op de grens. We krijgen te maken met een overschot aan water in de winter en periodes van droogte in de zomer. Ook krijgen we op jaarbasis meer last van stortbuien. Die weersextremen heffen elkaar jammer genoeg niet op. Bij een korte en intense regenbui kan het water namelijk niet in de bodem infiltreren. Het water stroomt meteen naar slootjes, kanalen en uiteindelijk richting de Noordzee. “Dat water ben je meteen weer kwijt zonder dat je droge gebieden daar iets aan hebben.”

Zien we al effecten van klimaatverandering op droogte in Nederland? Op deze vraag kunnen we volgens Wanders volmondig “ja” zeggen. Het klimaat is al aan het veranderen en de komende decennia zal droogte alleen maar vaker voorkomen. Vergeleken met dertig jaar geleden komt er in de zomerperiode nu al veel minder water vanuit Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland via de rivieren Nederland binnen. “Er komt gemiddeld een derde van het IJsselmeer aan water minder onze kant op.” Stel dat we ervan uitgaan dat we het Parijsakkoord halen en de aarde twee graden opwarmt. De kans op een droge periode zoals in 2018 zal dan niet één keer in de veertig jaar zijn, maar eens in de vijftien jaar. Dit opwarmingsscenario is echter erg optimistisch. Met de (geplande) beleidsmaatregelen kunnen we uitgaan van een temperatuurstijging van ongeveer drie graden.

Keuzes maken

De klimaatscenario’s zijn niet bepaald hoopvol. De vraag is dan ook niet alleen hoe we verdere klimaatverandering kunnen voorkomen, maar vooral hoe we op de nieuwe realiteit kunnen anticiperen. Nederland is wereldkampioen watermanagement en die kennis en kunde zullen hard nodig zijn in de nabije toekomst.

De geografie van Nederland maakt het managen van droge periodes echter extra ingewikkeld. Hydrologen noemen het gebied ten westen van Utrecht ‘laag Nederland’. Dit gebied ligt grotendeels onder de zeespiegel, er zijn hier veel kanalen en sloten waardoor we dit water goed kunnen sturen en vanuit het beginpunt van de Rijn komt er altijd wel genoeg water richting laag Nederland. Het gebied ten oosten van Utrecht wordt aangeduid als ‘hoog Nederland’. In hoog Nederland stroomt het water meteen naar het westen. “Bij droogte kun je in hoog Nederland alleen een regendans doen.” Je kunt immers geen water vanuit kanalen weer bergop de Rijn in sturen. In tijden van droogte moet je in dit gebied andere keuzes maken.

Om droogte tegen te gaan, ligt het voor de hand om in natte periodes meer water vast te houden in bijvoorbeeld waterreservoirs. Maar meer water vasthouden heeft weer nadelen voor overstromingsgevoelige gebieden in (laag) Nederland. In gebieden waar de bodemdaling plaatsvindt ligt het nog ingewikkelder. Wanders noemt Gouda als voorbeeld. Om overstromingen bij extreme regenbuien te voorkomen wil je er misschien voor kiezen om het grondwaterpeil in Gouda laag te houden. Maar een hogere grondwaterstand zorgt juist voor minder bodemdaling, omdat de grond minder inklinkt. Wat is dan beter voor dit soort gebieden: een hogere kans op overstromingen of een verzakkende bodem?

Door klimaatverandering wordt watermanagement in heel Nederland kortom steeds complexer. “We krijgen meer droogte én overstromingen in een propvol land.” Gaan we minder water gebruiken in de industrie of landbouw? Geven we gebieden die worden geteisterd door bodemdaling op? Verplaatsen we landbouwgrond naar laag-Nederland omdat daar meer water voor handen is en gaan we huizen bouwen in het drogere hoog-Nederland? Of moeten we overstromingen en droogte accepteren als de realiteit? De conclusie van Wanders is hard maar eenvoudig: “We moeten keuzes maken.”