“Afval geen troep maar waardevolle grondstof”

Wereldwijd neemt consumptie toe en hiermee ook de afvalhoop. Hoe gaat het er aan toe in Indonesië, het land dat na China de grootste plasticvervuiler van de zee is?
Leestijd 4 minuten — Wo 26 februari 2020
Pompen of verzuipen

In Nederland produceren we jaarlijks zo’n 490 kilo afval per persoon. Wereldwijd neemt consumptie toe en hiermee ook de afvalhopen. Indonesië is met zijn ruim 260 miljoen inwoners en langgerekte kustlijn de grootste plasticvervuiler van de zee ter wereld na China. Hoe gaat Indonesië met zijn afval om? Antropoloog dr. Freek Colombijn (Vrije Universiteit) zoomt in op het unieke afvalverwerkingssysteem van het land.

Eerst even terug naar Nederland: van de 490 kilo huishoudelijk afval die wij produceren, wordt nu ongeveer de helft gescheiden. Het restafval dat overblijft belandt grotendeels op afvalbergen of in verbrandingsovens. Nederland heeft echter ambitieuze doelstellingen op het gebied van afvalverwerking. Zo wil het kabinet in 2050 toe naar een circulaire economie zonder afval. Zo’n switch vergt onder meer een mentaliteitsverandering.

Zowel burgers als het bedrijfsleven moeten anders naar producten en grondstoffen gaan kijken. Juist dit maakt Indonesië volgens Colombijn zo interessant. Ondanks dat het land een afvalprobleem heeft, wordt datzelfde afval tegelijkertijd beschouwd als een kostbare grondstof.  

Eigenbelang als belangrijk motief

Waarom zouden mensen überhaupt netjes omgaan met afval? Colombijn onderscheidt hierin drie verschillende factoren. Om te beginnen scheiden mensen afval omwille van idealistische overwegingen. “Je wil bijvoorbeeld iets bijdragen aan een duurzame samenleving.” Dit is volgens Colombijn echter niet de voornaamste reden dat mensen afval scheiden. Dat mensen graag bij een bepaalde groep horen (“sense of belonging”), kan ook een rol spelen. Je zal minder snel je plastic afval en aardappelschillen in één afvalbak gooien als je vrienden en collega’s allemaal fanatieke afvalscheiders zijn. Het derde motief, eigenbelang, is volgens Colombijn verreweg het belangrijkste motief om afval te scheiden.

Hij illustreert dit aan de hand van een voorbeeld dat wat dichter bij huis ligt: afvalscheiding in Hengelo dat sinds acht jaar volgens het diftar-systeem gaat. Afval dat je kunt scheiden wordt in deze gemeente voor de deur opgehaald, en huishoudens betalen vervolgens voor het restafval dat overblijft. Onderzoek naar dit systeem laat zien dat de implementatie niet zonder slag of stoot ging maar het principe van een systeem dat afval scheiden financieel beloont, is volgens Colombijn wel degelijk interessant en kan leiden tot minder restafval. Dat kost immers geld. In Indonesië lijken financiële drijfveren eveneens een belangrijke rol te spelen als het gaat om inzameling en recycling. 

Dit komt omdat afval op deze plekken niet wordt gezien als troep, maar als kostbare grondstof.

Afval in Indonesië: twee gezichten

Colombijn doet al sinds 1985 antropologisch onderzoek naar afvalverwerking in Indonesië. Daaruit blijkt dat er op twee tegengestelde manieren met afval wordt omgegaan. Aan de ene kant wordt afval gezien als troep dat door veel Indonesiërs achteloos in het milieu wordt gedumpt. De rivier Ci Tarum in West-Java is dan ook een van de meest vervuilde rivieren ter wereld en daar lijkt voorlopig nog geen einde aan te komen. 

Een graafmachine wordt ingezet om afval uit de Ci Tarum rivier te halen.

Met name plekken die van niemand zijn, zoals de Ci Tarum-rivier of het spoor, liggen in Indonesië vol met rotzooi. Toen Colombijn in Surabaya (de tweede stad van Indonesië) aankwam, vond hij de stad echter opmerkelijk schoon: "Dit komt omdat afval op deze plekken niet wordt gezien als troep, maar als kostbare grondstof." 

Deze waardering van afval maakt de afvalhopen van Indonesië razend interessant voor Colombijn, die zich voor zijn onderzoek dan ook graag op de afvalhopen bevindt. Anders dan in Nederland wordt afval in Indonesië niet gescheiden door huishoudens. Scheiding begint bij zogenaamde “waste pickers” die worden ingehuurd door de buurt. Deze mensen halen afval met karren op en brengen dit vervolgens naar een van de inzamelpunten van de gemeente. Waste pickers hebben een lage sociale status maar verdienen als ze het goed doen net zoveel geld als een universitair docent. Ook zijn waste pickers over het algemeen tevreden met hun werk, dat ze vaak zonder baas en samen met familie of vrienden doen. 

Oude motorbanden

Colombijn ziet vanuit de waste pickers tal van kleine circulaire afvalstromen in Indonesische steden ontstaan. Zo worden glazen flesjes schoongemaakt om vervolgens te vullen met parfum en krijgen oude motorbanden een tweede (of derde of vierde) leven door er handmatig een nieuw profiel in te snijden. Deze stromen zijn continu onderhevig aan verandering. “Elke keer als ik in Indonesië kom ontdek ik weer iets nieuws dat gerecycled wordt.” Betekent dit dan ook dat er minder huishoudelijk afval in de verbrandingsoven terechtkomt? Colombijn: “Juist omdat er zoveel verschillende recyclestromen zijn, is dit eigenlijk onmogelijk om te meten. Maar als ik toch een schatting moet maken zou ik zeggen dat zeker vijftig procent van het afval gerecycled wordt.”

We leven nu eenmaal in een kapitalistische wereld, dus misschien moeten we daar dan maar gebruik van maken.

In motorbanden wordt opnieuw een profiel gesneden.

'Absurde vraag' 

Zouden waste pickers trots zijn dat ze zo’n essentiële rol spelen in het circulaire afvalsysteem van Indonesische steden? “Een absurde vraag, als je het aan een waste picker vraagt”, zegt Colombijn. De belangrijkste motivatie is het geld dat met dit beroep te verdienen is. Kortom: ook in Indonesië komt eigenbelang naar voren als een belangrijke drijfveer voor mensen om meer te scheiden en recyclen.

Het Indonesische systeem is daarmee exemplarisch voor hoe landen in Azië met hun afval en hun afvalprobleem omgaan. Het werk van waste pickers is bij lange na niet genoeg om de enorme vervuiling een halt toe te roepen, maar de mentaliteit dat afval wordt gezien als grondstof in plaats van troep is wel degelijk interessant, volgens Colombijn. Daar kan Nederland nog wat van leren. Moet die factor eigenbelang ook in Nederland een prominentere rol gaan spelen als het gaat om onze afvalambities? Colombijn: "We leven nu eenmaal in een kapitalistische wereld, dus misschien moeten we daar dan maar gebruik van maken."