Beeldtaal

Wat er waargenomen wordt is niet perse wat er gezien wordt. Door wat we in het verleden hebt gezien, zijn er wetmatigheden ingebakken en kunnen we ons er niet toe zetten het anders te zien.
Leestijd 5 minuten — Do 16 april 2009
Geloof je ogen niet

Vorige week tijdens de eerste dubbellezing in de serie 'Geloof je ogen niet' draaide alles om de vraag: Wat is een beeld? Zowel prof. dr. Jeroen Stumpel (Kunstgeschiedenis) als prof. dr. Jan Koenderink (Fysica van de mens) hebben ons overtuigd dat wij mensen heel goed kunnen kijken. We zien meteen wat een afbeelding voorstelt en tegelijkertijd zien we dat het een afbeelding is, en niet de werkelijkheid. Toch vergt kijken ook training. Vaak genoeg en voldoende verschillende beelden bekijken stelt ons in staat om ons te wapenen tegen de verleidingen van beelden. Met name kennis van de manier waarop beelden tot stand komen doet ons het best begrijpen hoe een beeld ons kan manipuleren.
De tweede dubbellezing draait om de vraag wat 'Beeldtaal' is. Het begrip visuele geletterdheid impliceert dat wij plaatjes (beeld) op een zelfde wijze waarnemen als taal, dat we plaatjes kunnen lezen, maar is dat wel zo? Allereerst laat prof. dr. Frans Verstraten (Psychologie) ons zien dat waarnemen gebaseerd is op kennis en verwachtingen. Vervolgens komt prof. dr. Ted Sanders (Taalwetenschappen) aan het woord over hoe leesprocessen worden beïnvloed door wereldkennis en onze hang naar causaliteit.
Frans Verstraten is hoogleraar experimentele psychologie aan de Universiteit Utrecht en was eerder verbonden aan Harvard University. Zijn interesses liggen op het vlak van visuele waarneming, aandachtsprocessen, neuro-imaging en kunstmatige intelligentie. Hij brengt graag zijn vakgebied onder de aandacht van het grote publiek. Zo publiceerde hij verschillende populair-wetenschappelijke boeken over zijn vakgebied, waaronder Psychologie in een notendop en Het brein te kijk. Verstraten noemt 'Waarnemen' een multidisciplinair onderzoeksgebied. Hij betoogt dan ook meteen dat er geen vurige discussie zal plaatsvinden. Aangezien Sanders en hij het over heel veel punten eens zullen zijn. Verstraten ziet ons brein als interpretatie-machine. Het is allemaal niet zo duidelijk wat we zien. Want we zien niet 1 op 1 wat we bekijken in de wereld. Waarnemen is, zo pleit Verstraten, gebaseerd op kennis. We interpreteren beeld en gaan uit van onze verwachtingen en referentiekaders. Op basis van wat we in het verleden hebben ervaren en meegemaakt creëren we een kader waarin we kijken.

Zien hebben we moeten leren. Pas na 6 à 7 maanden ziet een baby wat wij zien. Vlekjes (licht/donker) krijgen pas een betekenis wanneer we ze plaatsen in grotere context. Dus na de luminantiedistributie, het daadwerkelijke waarnemen, gaan we pas zien door interpretatie. Iedereen heeft de zelfde sensatie, maar het interpreteren van een beeld moet je leren zien. Stel je voor je ligt op het strand met een partner te kijken naar de wolken. De partner ziet een ridder op een paard. Wanneer je nooit eerder een ridder op een paard hebt gezien zult u, ondanks dezelfde sensatie, niet dezelfde waarneming hebben. De waarneming hoeft niet voor iedereen hetzelfde te zijn en niet een deel van de werkelijkheid te zijn, het is wat u ervan maakt. Bij het zien worden het gegeven aan representaties die paraat zijn geactiveerd en de beste oplossing voor de situatie wordt dan waargenomen. Door je mind te setten, bijvoorbeeld bij een opdracht, worden dezelfde kaders ingeschakeld en zullen we eerder hetzelfde waarnemen. Op die manier is waarnemen bepaald door cognitie.
Verstraten noemt visuele geletterdheid het vermogen om een sensatie om te zetten naar een betekenisvolle waarneming. We zien en vullen in vanuit onze verwachting. Verstraten ziet verschillende niveaus van bewustzijn die van toepassing zijn. Volgens hem is het moeilijk te zeggen welk niveau precies. Als we door een deur lopen hebben we de deurposten gezien en lopen er niet tegen op, maar we blijken ons daar pas van bewust te zijn als iemand er naar vraagt. Als we bewust worden gestuurd zien we dingen over het hoofd (de aap en de basketballers), daarentegen kunnen we iets nog zo graag willen zien (Witjes) de illusie blijft bestaan. Het verleden schept verwachtingen. Wat er waargenomen wordt is niet perse wat er gezien wordt. Nadenken helpt dan helaas niet. Soms zijn waarnemingen dwingender dan de verwachtingen. We zijn opgegroeid in een 3D omgeving en gegeven in hetgeen we in het verleden hebben gezien zijn wetmatigheden ingebakken en kunnen we ons er niet toe zetten het anders te zien.

Ted Sanders is hoogleraar Taalbeheersing van het Nederlands aan het Departement Nederlandse taal en cultuur van de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek richt zich op structuur en samenhang in teksten. Samen met co-auteurs heeft Sanders over deze onderwerpen gepubliceerd in diverse boeken en internationale tijdschriften. Tijdens de lezing heeft Sanders het voornamelijk over de wijze hoe wij als mensen taal interpreteren. Sanders begon met de vraag welk mechanisme we kunnen veronderstellen bij het beheersen van een taal.

Er zijn twee denkwijzen waarop taalbeheersers zich stoelen wanneer het gaat over de verwerking van taal in de hersenen. Aan de ene kant wordt gezegd dat het begrijpen van een zin door losse delen van ons brein na elkaar verwerkt wordt. Door middel van een machinetje waarvan losse vermogens aparte functies hebben. Zo ziet een deel van die machine woordbetekenissen, een ander ziet de grammatica, taal, gebruik etc. Volgens Sanders is het juist niet de modulariteit van de delen van de machine, maar juist de interactiviteit die ons taal laat begrijpen. Volgens hem vullen de vermogens elkaar aan en vullen we op basis van onze kennis van de wereld die vermogens aan. Sanders ziet het belang van kennis en verwachtingen, net als Verstraten, bij de interpretatie van taal. Een kop boven een tekst heeft als functie ons brein in een richting te sturen. Er wordt een bepaalde verwachting geschapen door je mind als het ware te settenin een bepaalde richting. Kennis en verwachtingen van wereldrelaties sturen het leesproces en spelen een rol bij hoe wij taal interpreteren. De focus waar je op controleert wordt gestuurd door de opdracht die je krijgt.

In het voorbeeld hiernaast wordt gevraagd een oplossing te vinden voor een probleem. Omdat we heel graag de oplossing aan willen dragen zien we over het hoofd dat er eigenlijk geen probleem is. Door de opdracht het vraagstuk op te lossen wordt onze mind geset. Verwachtingen sturen op die manier verwerkingen.

Er is dus niet eerst een waarneming en dan een psychologische duiding daarvan, onze aandacht wordt al gericht door onze kennis van de wereld. Zo zoeken wij altijd een bepaalde causaliteit. Een VMBO tekst waarin de zinnen kort zijn zonder coherentiemarkeringen (zoals: daarom, omdat) voor het markeren van bijvoorbeeld een oorzaak/gevolg verband tussen zinnen, zijn heel moeilijk te begrijpen. Korte zinnen en fragmentatie bevordert begrip niet. De samenhang bepaalt juist hoe we lezen. Volgens Sanders is voor de analyse van een ingewikkelde tekst hetzelfde vermogen nodig als om associatief een zin af te maken. Het zijn gradaties van hetzelfde vermogen en type bewustzijn. Maar Sanders stelt wel dat beeld veel directer binnenkomt en 'lagere vermogens' nodig heeft dan bij interpretatie van taal.

The priors are set, maar hoe die 'geset' zijn hangt af van het geen aan ervaringen en kennis eerder geleerd is.