Dierproeven met emotie

Welzijn is een goed dat we het liefst alle proefdieren zouden kunnen garanderen.
Leestijd 3 minuten — Wo 27 oktober 2010
Verkenners in de wetenschap

Helaas is dit niet altijd mogelijk. Hoe bepaal je het welzijn van dieren? Zelfs voor mensen is dit soms moeilijk. Gedragsbiologe en proefdierkundige Prof. dr. Frauke Ohl deed baanbrekend onderzoek naar het welzijn van proefdieren. Het is niet nodig voor het welzijn van dieren elke negatieve emotie te willen sparen. Negatieve emoties zijn tot op zekere hoogte zelfs wenselijk. Ook voor ons mensen, omdat dieren en mensen ervan kunnen leren. Een negatieve stimulans kan bij dieren niet per se kwaad, als ze maar de tijd en vrijheid krijgen zich aan te passen.

Veerkracht
Bij de vijfde lunchlezing vertelde Frauke Ohl over hét proefdier bij uitstek: de muis. Als een muis bang is, stelt hij of zij zich zo min mogelijk bloot. Dit betekent, zoals sommige studentenhuisbewoners misschien weten, dat muizen afscherming zoeken wanneer zij zich door een open ruimte begeven. Ze rennen liever langs de wanden dan dat ze de kamer dwars oversteken. Uit proeven blijkt dat niet alle muizen even bang zijn. Door het observeren van looppatronen in een kleine ruimte werd duidelijk dat sommige muizen het eerder aandurfden de nabijheid van een muur te verlaten dan andere muizen. Worden muizen opzettelijk bang gemaakt in dit onderzoek? Wordt het welzijn aangetast? Niet per se. Angst is normaal, het gaat erom dat de muizen na verloop van tijd minder bang worden. Veerkracht is een sleutelbegrip en sommige muizenstammen zijn veerkrachtiger van aard dan andere. Als proefdieren in staat zijn zich aan te passen aan een nieuwe situatie heeft de situatie geen negatief effect op hun welzijn. Vergelijk het met je eerste spreekbeurt. Je wordt gedwongen voor een groep te gaan staan, je ervaart angst, maar je leert er ook iets van. Na veel oefening ga je zelfs het leuk vinden. Het ervaren van angst, een negatieve emotie, betekent dus niet noodzakelijkerwijs een inbreuk op het welzijn van een dier.

Oordelen over dierproeven
Toch is ons denken over dieren en proefdieren in het bijzonder hiervan nog niet doordrongen. Dierproeven roepen vaak lelijke gezichten op en negatieve reacties. Prof. Ohl neemt echter vaak een zekere hypocrisie waar. Op de vraag of mensen voor of tegen dierproeven zijn, antwoordt tachtig procent: tegen. Vraag je diezelfde groep mensen of ze vinden dat medicijnen ter bestrijding van leukemie bij kinderen getest mogen worden op dieren dan antwoordt daar ook tachtig procent bevestigend op. Ohl stelt een gebrek aan kennis vast dat gepaard gaat met veel emotie in discussies. De emotie is belangrijk en moeten we behouden in het debat, stelt Ohl, maar van het gebrek aan kennis moeten we af.

We moeten bedenken wat we voor ogen hebben bij de verschillende discussies die er spelen. Het maakt voor ons oordeel uit of je aan de muis denkt als huisdier, plaag of labrat. De morele perceptie van vraagstukken wordt vaak bepaald door de context waarin zij zich voordoet. Ohl pleit voor een fundamentelere discussie waarbij de context losgelaten wordt en we oordelen op basis van wat we weten over het dier áls dier. Het welzijn van de muis is afhankelijk van hoe de muis in elkaar zit, niet van de omgeving waarin zij zich bevindt. We moeten kijken naar de intrinsieke waarde van dieren. Onderdanigheid is voor honden een goede eigenschap, het is zelfs belangrijk voor hun welzijn. Dit gedrag zien we liever niet bij mensen. We zijn geneigd dieren te beoordelen met een menselijke maat. De grote vraag blijft dan ook of we kunnen accepteren dat dieren een intrinsieke waarde hebben. Zijn we in staat naar het dier áls dier te kijken?

Wil je prof. Ohl zelf aan het woord horen? Kijk dan hier de vijfde lunchlezing terug!