Ik/jij/wij

Onze identiteit is deels genetisch bepaald, maar we zijn niet onvrij
Leestijd 2 minuten — Do 16 januari 2014
Ik/jij/wij

Hoe komt het beeld van jezelf tot stand? Kun je jezelf veranderen? Lange tijd geloofden we in de maakbaarheid van de mens, maar wetenschappelijk onderzoek lijkt ons redenen te geven hieraan te twijfelen: genen en onze omgeving bepalen in grote mate wie we worden en zijn. In de reeks Ik/jij/wij gingen we op zoek naar ons zelfbeeld en onze identiteit. Door deze vier lezingen kregen we antwoord op de vraag: hoe word je wie je bent?

De ontwikkeling van je identiteit komt al vroeg op gang. Zo toonde ontwikkelingspsychologe prof. dr. Chantal Kemner aan dat je al in je eerste levensjaar leert bij wie je hoort. Al na een paar maanden leren baby's onderscheid maken tussen 'hun mensen' en anderen. Drie hersennetwerken zijn hiervoor noodzakelijk. Allereerst moeten baby's hun visuele waarneming ontwikkelen. Vóór die tijd weten ze niet eens wie er voor hun neus staat. Daarnaast moeten baby's sociale signalen leren herkennen. Gezichtsherkenning wordt steeds efficiënter, als baby's hier tenminste vaak genoeg mee kunnen oefenen. De derde vaardigheid die verbonden is aan hechting, is het beloningssysteem. Dit systeem draagt bij aan plezier dat ze beleven aan de omgang met elkaar.

Ook later hebben de mensen in onze omgeving invloed op wie we zijn. Socioloog prof. dr. ir. Vincent Buskens sprak over sociale netwerken. We lijken op de mensen om ons heen, vaak nog sterker dan we denken omdat de kans groter is dat we gelijken tegenkomen, ze ook actief opzoeken en ons gedrag ook nog eens beïnvloed wordt door de mensen om ons heen. Maar ook de invloed van groepsdynamieken speelt mee. Eén lichte voorkeur bij individuen binnen een netwerk, kan al leiden tot sterk onderscheid tussen groepen. Maar sociale netwerken kunnen ook positieve effecten hebben, doordat ze cohesie, samenwerking en vertrouwen versterken.

Al deze invloeden van buiten, betekenen volgens filosoof dr. Joel Anderson niet dat we helemaal niet meer autonoom zijn. We kunnen altijd nog reflecteren op het gedrag dat we vertonen en daar een standpunt over innemen. Volgens Anderson ligt hierin de mogelijkheid een autonoom leven te leiden. Het mensbeeld mag misschien aan verandering onderhevig zijn, aan de dagelijkse praktijk valt dit niet af te lezen. We houden elkaar nog steeds verantwoordelijk, prijzen en bedanken elkaar, en bewegen ons in de wereld alsof we ons eigen lot in handen hebben.

Pedagoog en ontwikkelingspsychologe prof. dr. Susan Branje legt uit dat we onze identiteit kunnen begrijpen als het verhaal dat we over onszelf vertellen. Hierin zijn we vooral op zoek naar continuïteit: als ons zelfbeeld niet blijkt te kloppen, zorgt dat voor onrust. Naarmate we ouder worden wordt dit verhaal complexer. Branje benadrukt dat communicatie helpt bij het vormen van een positief zelfbeeld. Door met anderen te praten komen we meer over onszelf te weten, en zo wordt ons zelfbeeld steeds meer een 'kloppend' verhaal.

We zagen dat onze identiteit voor een groot deel al in ons eerste levensjaar, door genen en omgeving bepaald wordt. Maar dit betekent niet dat we onvrij zijn, want door bewust over onze verlangens en handelingen na te denken, kunnen we ze toe-eigenen. Meer weten? Bekijk de lezingen in de serie Ik/jij/wij.