Bezeten van bezit

Wanneer ben je een dief?
Leestijd 3 minuten — Wo 28 mei 2014
10 geboden revisited

“Gij zult niet stelen” is een duidelijk gebod. Het is lekker kort, en volstrekt duidelijk. Eigendom is heilig. Lag het maar zo simpel… verzucht prof. dr. Hans Achterhuis tijdens de achtste lezing in de reeks 10 geboden revisited. Want wanneer ben je nu eigenlijk een dief, en wanneer niet? Sinds de bankencrisis is een grote verontwaardiging gerezen over de manier waarop bankiers zichzelf ongestraft kunnen verrijken ten koste van anderen. Maar wat ze doen is geen stelen, of toch? Het idee van diefstal veronderstelt een bepaalde definitie van bezit, en dat is er een die in de loop van de tijd veranderd is. Daarom, het achtste gebod opnieuw bekeken.


Eerlijk zullen we alles delen

Achterhuis legt uit dat het gebod in de zesde eeuw voor Christus eigenlijk precies het omgekeerde betekende van onze hedendaagse opvatting. Eigendom was in het oude Israël niet absoluut: de vrucht van de aarde was voor iedereen gezamenlijk geschapen. Daarom hadden arme mensen, als ze hongerig waren, ook het recht om door de velden van de rijken te struinen en te eten wat ze nodig hadden. Dat zie je ook terugkomen in het Bijbelverhaal van Ruth en Naömi, die tijdens hun reizen leven van andermans akkers. De rijke persoon die alles voor zichzelf hield, die was schuldig aan diefstal. De rijke handelaren en grootgrondbezitters werden zo door dit gebod gewezen op de verantwoordelijkheden die hoorden bij hun eigendom.

Terug naar de meent

Maar door de eeuwen heen veranderde de notie van eigendom. Wie iets bezat, had daarvoor gewerkt en hoefde dat met niemand te delen. Meer en meer bezit vergaren zonder dat te delen, werd niet meer gezien als stelen van de gemeenschap. De marktwerking werkte deze oneerlijke verdeling verder in de hand. Achterhuis is dan ook kritisch over het absolute eigendomsbegrip. Tegelijkertijd wilt Achterhuis het private eigendom niet vervangen door een groot beroep op collectieve voorzieningen. De markt laten reguleren door de staat heeft ongewenste effecten. Het zorgt ervoor dat mensen minder verantwoordelijkheid ervaren voor het eigen doen en laten. Als de staat er immers is om alles te regelen, waarom zelf dan nog moeite doen? Waarom hard werken als je hetgeen waarvoor je werkt niet mag houden?

Achterhuis pleit er dan ook een evenwicht tussen het individu en het collectief. Daarin wordt het beste van twee werelden gecombineerd. Een mooi voorbeeld hiervan is te vinden nabij Deventer: het Hof van Twello. Dit is een stuk grond dat mensen gezamenlijk beheren. Het Hof is wars van overheidssubsidies: het is een meent die moet leren zichzelf te bedruipen. Onafhankelijk van de overheid.

Geen utopie

Prof. dr. Maarten van Buuren plaatst hierbij echter een kritische kanttekening. Het Hof van Twello doet hem denken aan een reeks utopische experimenten in de vorige eeuw die spaak liepen. Ondanks goede bedoelingen bleken zulke projecten geen langdurig succes. Denk maar aan het coöperatieplan New Harmony van de Brit Robert Owen. Waarom zou de eigentijdse meent dan wel werken? Achterhuis ziet het hoopvol in. De hedendaagse initiatieven hebben een realistischer aanpak, zo stelt hij. Mensen behouden het eigen bezit, maar kiezen ervoor om gemeenschappelijk te werken aan bepaalde projecten. Daarin vinden ze de balans tussen privaat en collectief bezit.

Op dinsdag 10 juni spreekt prof. dr. Maarten Buuren over het negende gebod, “Gij zult geen valse getuigenis afleggen.”

Meer weten over 'bezit'? Kijk de lezing terug of lees verder in dit dossier.