Een robotvriend die met je meelacht

Een echte vriend waar je mee kunt lachen: geen mens, wel een sociale robot die emoties herkent en daar gepast op reageert. Dit klinkt ver weg, maar hij is al in de maak.
Leestijd 3 minuten — Do 19 februari 2015
Huisje, boompje, beestje

Spraakonderzoekster dr. Kieth Truong (UT en RUN) onderzoekt hoe de interactie tussen mens en robot zo prettig mogelijk verloopt. Truong gaf de derde lezing in de reeks Huisje, Boompje, Beestje, waarin we ons afvragen of we beter worden van alle technologie die ons steeds meer controle over ons leven geeft. Het is een hele uitdaging om een robot 'normaal' gedrag te laten vertonen en op een juiste manier te laten reageren. Een robot begrijpt namelijk niet écht wat er gaande is, hij doet alsof. Een robot is daarom eerder sociaal interactief, dan sociaal intelligent.

Het nut van een robotvriend

Waarschijnlijk hunker jij er op dit moment nog niet naar, maar er zijn wel degelijk doelgroepen die baat hebben bij een technologische vriend. Die kan bijvoorbeeld ouderen sportlessen geven, hen dingen aanreiken of geknuffeld worden. Neem Paro: Een robot in de vorm van een zeehondje met lieve oogjes en een zachte vacht. Dementerende ouderen die Paro op schoot nemen hebben een maatje die naar hen luistert, knippert met zijn ogen en gezelschap houdt. Japan loopt, mede door de vergrijzing, voorop in het gebruik van zorgrobots in de ouderenopvang. Ook autistische kinderen zijn een doelgroep. Robot Nao helpt hen door een paar uur per week met hen te spreken. Nao leert hoe je interesse toont in een ander en een leuk gesprek kan voeren. Autistische kinderen leren zo vrienden maken die hen uit hun sociale isolement halen. Voor kwetsbare groepen kan het heel waardevol zijn om een robot te ontwikkelen die onze emoties leert begrijpen.

Verschillende soorten robots

Niet alle robots hoeven even sociaal interactief te zijn, eentje die een bom onschadelijk maakt hoeft geen emoties te herkennen. Zo kom je op het verschil tussen Strong Artificial Intelligence en Weak Artificial Intelligence, oftewel sterke en zwakke kunstmatige intelligentie, zo legt Truong uit. Bij de eerste categorie horen robots die gevoelens hebben en morele waarden kennen, de tweede categorie zijn robots die doen alsof. Voorlopig bestaan nu alleen nog de 'zwakkere broeders', strong artificial intelligence is iets uit films, maar nog geen realiteit.

Taal

Om prettige interactie tussen mens en robot mogelijk te maken moet de robot onze emoties leren herkennen. Tot nu toe wordt dit gedaan door gezichtsuitdrukkingen te programmeren, zo herkent de robot boze, blijde of verdrietige mensen. Het onderzoek van Truong gaat verder. Zij onderzoekt hoe robots menselijke emoties oppikken door gesproken taal te analyseren. De toonhoogte en luidheid van de stem zegt veel over onze emoties. Maar lachen is altijd leuker met z'n tweeën. De robot moet dus lach-gevoelig zijn, maar hij moet ook niet overdrijven. “Iemand die constant met gelach reageert op een lach is niet meer leuk”, vertelt Truong. Zeker niet als je alleen lacht uit beleefdheid of verlegenheid. En als een robot dan eenmaal meedoet, hoe lang moet 'ie daar dan mee door gaan? Mensen reageren gemiddeld na een halve seconde op lach van een ander. Dus zo zou de robot dan ook geprogrammeerd moeten worden. Truong laat ons luisteren naar een spectrum: van uitbundig gelach tot verlegen gelach. Voor mensen is het soms al lastig verschillende soorten te onderscheiden, kan je nagaan voor een robot! Grote vraag in het onderzoek is dan ook hoe robots gelach automatisch kunnen herkennen en matchen met de bijbehorende emotie. Naast de toonhoogte, luidheid en lach zijn er nog de 'backchannels', de zogenaamde luistersignalen zoals 'hmm..hm' en geknik met je hoofd. Voor een prettige interactie moet een robot dus ook een luisterend oor bieden.

Een toekomstige vriend

De Twentse gidsrobots Frog leidt mensen rond op toeristische plekken als het Koninklijk Paleis in Madrid. Hij kan al goed inschatten hoe mensen zich voelen en of ze wel of niet geïnteresseerd zijn - zo niet, dan laat hij je een andere plek zien. Nu ligt er alleen nog de grote uitdaging om een robot zo maken dat we hem echt als gezelschap in huis willen hebben. “In de toekomst zullen we meer personal robots om ons heen zien”, volgens Truong is dat in ieder geval zeker. Een robot is nog lang niet intelligent van zichzelf en kan ook geen emoties voelen. Toch wordt de robot wel ingezet bij kwetsbare doelgroepen zoals ouderen en kinderen. Houden we hen een beetje voor de gek met de robots, of zijn onze nieuwe vrienden zo van toegevoegde waarde, dat we dat belangrijker vinden? Dat zijn vragen waar ethici en het publiek zich mee bezig moeten houden.

Kijk de lezing 'Een robot als vriend' van Khiet Truong terug. Volgende week gaat de lezing over of we nu daadwerkelijk moeten vrezen voor robots die onze banen over zullen nemen, met dr. Anna Salomons. (Woensdag 25 maart, 13:00 in de Boothzaal, Universiteitsbibliotheek, Heidelberglaan 3, Utrecht Science Park.)