Waarom het koloniaal verleden wel èn niet aanwezig is

Van de VOC tot de WIC: verhalen uit de koloniën duiken keer op keer op uit onze collectieve dode hoek om ons te verrassen en confronteren. Hoe is dit te verklaren?
Leestijd 4 minuten — Do 20 april 2017
Duister verleden

“Laten we blij zijn met elkaar. Laten we zeggen: 'Nederland kan het weer!', die VOC-mentaliteit. Over grenzen heen kijken! Dynamiek! Toch?” Op deze befaamde naïeve uitspraak van Jan-Peter Balkenende in 2009 volgde een stortvloed aan reacties. Balkenende ging volledig voorbij aan donkere kanten van de 'handelsgeest', denk aan de plunderingen en slavenhandel. Was de oud-premier verblind door stiekeme trots en het romantische idee van het koloniaal verleden? Of was hij het echt 'vergeten'?

Een vergeten verleden?

“De omgang met ons koloniaal verleden is als een weerlicht: iets flikkert in de verte. Het is er wel en het is er niet.” Dit is de metafoor die historicus prof. dr. Remco Raben (UU) graag aanhaalt. Collectief wordt er – bewust of onbewust - weggekeken van het koloniaal verleden. Tegelijkertijd duikt het keer op keer weer op uit onze collectieve dode hoek – het verrast en confronteert. Soms wordt de positieve kant belicht en soms alleen het negatieve, maar alle versies zijn relevant en kunnen naast elkaar bestaan. Raben: “Veel postkoloniale harten kunnen in een borst kloppen: trots en trauma, goed en fout, vergeten en herinneren.”

De houding van Nederlanders tegenover het koloniale verleden wordt door de geschiedenis heen gedomineerd door onverschilligheid. Vaak wordt beweerd dat de koloniën niet speelden in het Nederlands collectief bewustzijn. Er was geen sprake van intensieve culturele uitwisselingen en er was ook niet één groot 'Nederlands Rijk'. Raben: “De Nederlandse koloniën waren een plek van veraf waar iets mee verdiend kon worden.” In de media en historiografie wordt over dit verleden vaak geschreven als 'verborgen' en 'verzwegen'. Echter klonk de aanwezigheid van de koloniën wel door in de Nederlandse cultuur. Volgens Raben waren de koloniën in de jaren '50 en '60 een veelvoorkomend thema in kinderboeken. Ook keert het koloniale verleden als leidmotief terug in het nieuws en ons collectief bewustzijn, om het vervolgens weer te vergeten.

Guus Schoonewille

Een gedeelde taal voor beter begrip

Hoe is het te verklaren dat de geschiedenis van Nederlands-Indië tegelijkertijd wel èn niet aanwezig is? “Je zou deze paradox kunnen oplossen door het te zien als culturele afasie.” zegt Raben. Culturele afasie beschrijft metaforisch het onvermogen om de woorden te vinden voor een gebeurtenis. Evenals de medische neurologische aandoening ontstaat afasie vaak na trauma. Het koloniale trauma voor Nederland werd door koningin Juliana bij de soeveiniteitsoverdracht in 1949 benoemd: “Wij zijn nu naast elkaar gaan staan, hoezeer ook geschonden en gescheurd en vol littekens van wrok en spijt.” Het koloniale verleden kan geen vaste plaats vinden in het Nederlands historisch besef, omdat de taalontbreekt. Het verleden is er wel, maar de manier waarop we erover praten sluit niet aan.

Het onvermogen om in gepaste woorden over het koloniale verleden te praten kan liggen aan het feit dat bijvoorbeeld Indische historici meer weten van westerse geschiedenis dan andersom. In lijn met historicus Dipesh Chakrabarty spreekt Raben dan ook van een asymmetrische kennisverhouding. De wereld wordt bekeken en begrepen door een westerse bril. Wanneer er weinig kennis is van de niet-westerse geschiedenis, is het creëren van een gemeenschappelijke taal niet mogelijk.

Soevereiniteitsoverdracht, De Dam, 27 december 1949

Doorbreken van de koloniale patstelling

Balkenendes blinde trots op de VOC-mentaliteit is naïef te noemen, maar ook tekenend voor de complexe relatie van de Nederlanders met het koloniale verleden. Het verhaal van trots is een vereenvoudigde versie: vanuit een liberale en westers perspectief is de door handel gedreven VOC-mentaliteit te bejubelen. Dit laat alleen geen ruimte voor de complexe werkelijkheid. Nederlandse historici zijn hierin volgens Raben weinig innovatief, ze blijven denken binnen eurocentrische kaders. De manier waarop we over het koloniaal verleden denken en praten is dus ook aan vernieuwing toe.

Daarnaast waarschuwt Raben voor het vervallen in opposities: “We moeten uitkijken voor het louter praten in opposities als 'kolonisator' en 'gekoloniseerde', of 'slavendrijver' en 'slaaf' waarbij het kolonialisme wordt gereduceerd tot een geweldsmachine.” Deze vereenvoudigde opposities en denkkaders moeten worden gecompliceerd om het veelzijdige verhaal van het koloniale verleden te begrijpen.

Een manier om dit te doen is door in het onderwijs ruimte te geven aan wereldgeschiedenis. Door hier meer aandacht aan te besteden kan de asymmetrische kennisverhouding worden rechtgetrokken. Onderwijs en kennis zijn allicht de beste therapie voor culturele afasie. Wederzijds historisch begrip kan leiden tot een gemeenschappelijke taal. Hierdoor zal wanneer het weerlicht van ons koloniale verleden weer verschijnt ons niet verblinden, maar ons beeld over het verleden verscherpen.

Bekijk het hele verhaal van prof. dr. Remco Raben

Volgende week de lezing 'Voorbij de witte onschuld'. Dan spreekt antropoloog prof. dr. Gloria Wekker, zij kijkt naar het verleden om hedendaags racisme te begrijpen. Wat is de invloed van 400 jaar kolonialisme op ons denken?