In de greep van Big Pharma

Big Pharma: alom bejubeld voor het ontwikkelen van de coronavaccins, maar ook al jaren bekritiseerd voor te hoge medicijnprijzen en exorbitante winsten. Hoeveel zijn we bereid te betalen voor hun indrukwekkende resultaten?
Leestijd 4 minuten — Wo 7 december 2022
Zorgen over de zorg

PR-technisch was de coronapandemie een goede tijd voor Big Pharma. In razendsnel tempo wisten ze een aantal goed werkende vaccins op de markt te brengen, een proces dat normaal gesproken 10 tot 12 jaren duurt. Maar nu het stof wat is gaan liggen, laait de kritiek weer op. Over de te hoge medicijnprijzen en de miljardenwinsten de ze er jaar naar jaar mee opstrijken. Hoe sterk is de greep van de farmareuzen op de gezondheidszorg? En is er een systeem denkbaar waar winst minder leidend is?

Van pharma naar Big Pharma

Een nieuw vaccin of medicijn begint bij een idee. Dat idee komt ondertussen meestal niet meer van de farmareuzen zelf, vertelt gezondheidseconoom prof. Marcel Canoy (VU). Het zijn vaak universiteiten en kleine startups, waar de innovatie begint – alleen hebben ze niet de middelen om het door te ontwikkelen. Apotheker prof. Marcel Bouvy (UU) legt uit: “We hebben het heel ingewikkeld gemaakt om een geneesmiddel op de markt te brengen. Je moet door ontzettend veel hoepeltjes springen, je moet alles perfect uitvoeren - en dat is een trucje dat Big Pharma heel goed beheerst.”

Om aan de hoge eisen te voldoen die Europa stelt aan farmaceutische middelen, zijn grote patiëntenstudies nodig, en daar hebben universiteiten en startups simpelweg geen geld voor. En dus worden hun innovaties overgekocht en verder ontwikkeld. Daar is volgens Canoy op zich niets mis mee: in andere industrieën gebeurt het ook. Het is wat daarna gebeurt waarin de farmaceutische industrie zich onderscheidt.

Het probleem met patenten

Nadat een product ontwikkeld en goedgekeurd is voor de markt, door bijvoorbeeld de European Medical Agency (EMA), vraagt een farmaceutisch bedrijf een patent aan. Daarmee krijgen ze jarenlang het alleenrecht om het medicijn of vaccin te ontwikkelen en verkopen. Het gevolg: torenhoge prijzen. Voor een ‘normale’ markt zijn patenten niet per se slecht. Het stimuleert innovatie. En omdat innovatie doorgaans snel gaat, komen er al snel meerdere opties op de markt. Denk aan de talloze smartphones die er zijn. Bovendien: niemand hóéft het product te kopen.

Maar deze natuurlijke ‘checks and balances’ bestaan in de farmaceutische wereld niet. Innovatie is er duur en langzaam, en de medicijnen zijn van levensbelang. De prikkel is dus groot voor farmaceutische bedrijven om het maximale uit de patenten te halen en ze niet te laten verlopen. Dat doen ze op allerlei manieren, vertelt Canoy: rechtszaken, bedrijven opkopen, en vooral kleine veranderingen in een al bestaand product, om vervolgens een nieuw patent aan te vragen. In de economie noemen ze dit “rent-seeking behaviour”. Er wordt dus heel veel geld uitgegeven aan activiteiten die de volksgezondheid niets opleveren.

Natuurlijk moeten we niet vergeten dat farmaceutische bedrijven grote financiële risico’s nemen om hun producten te ontwikkelen. En het is niet zo gek om ze daarvoor te belonen. Maar volgens Canoy moet het daarna klaar zijn. Hij stelt een systeem voor waar de grote farmaceutische bedrijven wel geld mogen verdienen met innovatie, maar niet meer eindeloos op de productie en verkoop kunnen cashen. Maar in de praktijk is dat lastig, want waar geld is, is ook macht.

Het moderne lobbyisme

Bouvy legt uit dat door strengere wetgeving de tijd waarin farmaceutische bedrijven schaamteloos zieken en artsen bespeelden voorbij is. Hij vertelt hoe artsen vroeger nieuwe winterbanden konden krijgen van een farmaceut, als ze een bepaald medicijn een paar keer zouden voorschrijven. Maar volgens Canoy is het nog lang niet klaar met de invloed en lobbykracht van Big Pharma. Als we afstappen van het klassieke beeld van omkoping, is de beïnvloeding er nog steeds. Zo noemt hij de “zeer ongezonde relatie” tussen industrie en de universiteiten. Canoy: “Daar kunnen universiteiten niks aan doen, omdat ze anders geen onderzoek meer kunnen doen.”

Bovendien is de macht van de overheid beperkt. Uiteindelijk onderhandelt het ministerie van Volksgezondheid over de prijs van een bepaald medicijn. Maar die onderhandelingspositie is bij voorbaat asymmetrisch. Want hoe kun je het als politicus verantwoorden om geen deal te sluiten over een medicijn dat levens kan redden? Dat weet de farmaceutische industrie. Daarnaast is het proces helemaal niet transparant, zoals in dit artikel van de NOS wordt uitgelegd. Ook onderzoekers krijgen er geen informatie over. Innovatiewetenschapper prof. Ellen Moors (UU): “dat financiële inzicht krijg je niet, ook als je het netjes uitvraagt via interviews et cetera. Het is heel ondoorzichtig als je het wil onderzoeken.”

De reuzen reguleren

Moors, Bouvy en Canoy zijn het erover eens dat de farmareuzen onmisbaar zijn, maar wel een stukje kleiner moeten worden. Geld, en dus ook de macht, moeten beter verdeeld worden over verschillende spelers. Dat begint bij de patenten. Als we innovatie en productie scheiden, krijgen bedrijven hun risico beloond - maar daarna kunnen meerdere bedrijven de productie overnemen en zal gezonde concurrentie leiden tot lagere prijzen.

Moors ziet ook mogelijkheden in publiek-private samenwerkingen, zoals bij de ontwikkeling van het malariamedicijn. Daar was van tevoren gezorgd dat private partijen adequaat gecompenseerd zouden worden, maar had de publieke partij nog wel controle over wat er met de innovaties zou gebeuren. Zo hebben farmaceutische bedrijven geen prikkel om de winst “oneindig uit te smeren”, aldus Canoy.

De kans is groot dat de farmaceutische industrie niet snel zal veranderen. Toch kunnen we niet met een beschuldigende vinger naar de ‘gierige’ Big Pharma blijven wijzen. Wij hebben het huidige systeem zelf opgezet. En dat betekent ook dat we het met elkaar zullen moeten veranderen.