Het lichaam-geest-probleem: dé geest bestaat niet

Wanneer je de kleur geel ziet of mooie muziek hoort, bestaan die kleur en die muziek dan echt of zijn het slechts constructies van de hersenen?
Leestijd 3 minuten — Do 26 april 2012
Filosofie van de geest

Hersenwetenschappers als Colin Blakemore beweren dat laatste. Volgens hen krijgen de oren en de ogen prikkels binnen, die de hersenen dan tot bepaalde kleuren of muziekklanken omvormen. Dit zou betekenen dat we alleen kennis hebben van de buitenwereld door de manier waarop de hersenen vorm geven aan die buitenwereld.

Volgens prof. dr. mr. Herman Philipse hebben we hier echter te maken met de zogeheten mereologische drogreden: het verwarren van een deel van het geheel met het geheel. Het zijn niet de hersenen die een kleur 'zien' of muziek 'horen', maar de mens in zijn geheel. Zien en horen zijn menselijke kenmerken, geen kenmerken die we een-op-een kunnen toeschrijven aan de hersenen. De hersenen spelen een grote rol bij het verwerken van zintuiglijke indrukken, maar we kunnen niet zeggen dat de hersenen 'zien' of 'horen'.

Wat is een getal?
Volgens Philipse zijn er veel drogredenen en begripsverwarringen in het debat rondom het lichaam-geest-probleem (mind-body-probleem). Dat komt voornamelijk omdat het woord mind betekenis krijgt door de manier waarop we dat woord gebruiken, en niet omdat het naar een bepaald ding zou verwijzen. Om dat te illustreren vraagt Herman Philipse ons om aan een getal te denken. Filosofen hebben zich eeuwenlang beziggehouden met de vraag wat de definitie van het woord getal is. Is er echter wel iets in de werkelijkheid waaraan we het woord 'getal' kunnen hangen? Nee, het krijgt betekenis door de manier waarop we het gebruiken. Het valt dus niet te definiëren of aan te wijzen, omdat de inhoud van het woord afhangt van het gebruik ervan.

Dat is ook het geval met het woord mind. Het wordt gebruikt in allerlei uitdrukkingen die zeer uiteenlopende betekenissen hebben. Zo is er bijvoorbeeld 'to call to mind' (=herinneren), 'to have a dirty mind' (=pervers zijn) of 'to be of one mind with' (=het eens zijn met). Je bedoelt uiteraard niet dat er iets aanwijsbaar in jou is dat vies is of dat je met iemand één geest deelt. Het woord mind kan allerlei verschillende betekenissen hebben, zonder naar een concreet ding te verwijzen. Daarom is de vraag wat dé mind of geest is volgens Philipse onzinnig, omdat die vraag het gebruik van de term 'mind' ten onrechte interpreteert als verwijzend naar een ding. Er is niet zoiets als dé geest en we moeten daarom op een andere manier naar het lichaam-geest-probleem kijken.

De onmogelijkheid van een privétaal
De neurowetenschapper Antonio Damasio biedt een oplossing. Volgens hem is wat wij met 'geest' aanduiden eigenlijk het bewustzijn. Het mentale noemt hij het 'innerlijk', dat waar ieder van ons direct privé toegang toe heeft. Door middel van introspectie ('ik heb pijn', 'ik voel iets') kunnen we onszelf waarnemen. Maar is de geest wel volledig privé? Soms weten andere mensen dicht om jou heen, zoals familieleden of je partner, beter wat je denkt of voelt dan je dat zelf weet. Bovendien is het de vraag of we door introspectie wel te weten kunnen komen wat psychologische termen (zoals 'pijn') betekenen.

De twintigste-eeuwse filosoof Ludwig Wittgenstein dacht van niet. Als iedereen zijn eigen definitie van 'pijn hebben' zou hanteren, zouden we dat woord in onze omgangstaal nooit goed kunnen gebruiken. Iedereen zou er immers wat anders mee bedoelen. Dat we elkaar wel kunnen begrijpen heeft volgens Wittgenstein te maken met het feit dat we taal leren gebruiken in relatie tot anderen. Een klein kind begint hard te huilen wanneer hij pijn heeft, maar een volwassene heeft geleerd om in dergelijke gevallen 'ik heb pijn' te zeggen. De betekenis van psychologische termen leren we dus niet door een soort privétaal, maar intersubjectief. Damasio's idee van de geest als volledig geprivatiseerd bewustzijn stuit zodoende ook op allerlei problemen.

De filosoof als conceptuele therapeut
Om helder over het lichaam-geest-probleem te kunnen praten is het volgens Herman Philipse dus allereerst noodzakelijk om duidelijke begrippen te gebruiken. Daarnaast is het belangrijk om ons te realiseren dat we op dit moment slechts een fractie van alle mogelijke kennis over de hersenen bezitten. Om de exacte werking van allerlei hersenprocessen begrijpen, is nog veel onderzoek nodig. De filosofie moet zich met betrekking tot dit probleem niet zozeer bezighouden met theorievorming, maar met conceptuele analyse en het blootleggen van drogredenen.

Kijk de lezing terug: De filosoof als conceptuele therapeut. Meer weten over het lichaam-geest-probleem? Op de programmapagina van Filosofie van de geest vind je links naar alle opnames en nieuwsblogs.