Man, vrouw, of een beetje van beide?

Ben jij man, vrouw, of een beetje van beide? Prof. dr. Peggy Cohen-Kettenis over gender en identiteit.
Leestijd 3 minuten — Vr 4 oktober 2013
Over de bloemetjes en de bijtjes

Voor zijn verjaardag krijgt Valentijn een zeemeermin-Barbie. “Bedankt mama, dat is het mooiste cadeau dat ik heb!” roept hij verrukt uit. De jonge Valentijn houdt van sieraden, lang haar en ballet, en eigenlijk zou hij het liefste een meisje zijn. Door de documentaire die over Valentijns leven is gemaakt, is hij een van de bekendste voorbeelden in Nederland van iemand met genderdysforie. Genderdysforie komt voort uit een gevoel van onbehagen met je eigen geslacht. Dit verschijnsel wordt steeds meer erkend en werpt ook vragen op over wat het betekent om man of vrouw te zijn, vertelt prof. dr. Peggy Cohen-Kettenis tijdens de lezing In het verkeerde lichaam. Cohen-Kettenis is klinisch- en ontwikkelingspsycholoog en oprichter van de eerste polikliniek voor jongeren met genderproblemen in Europa.

Man, vrouw of mens?

Genderdysforie is van alle tijden, komt voor in de meeste culturen, bij beide geslachten en op allerlei verschillende leeftijden. Ook kan het diverse vormen aannemen, en het gevoel is niet altijd even intens. Zo zijn er ook steeds meer nuances ontstaan in de diagnose en behandeling. Waar je vroeger transseksueel was óf niet, man óf vrouw, is het nu duidelijk dat je ook een beetje van beide kan zijn. Voor sommige mensen is het genoeg om zich zo nu en dan te kleden als iemand van het andere geslacht en is een operatie of hormoonbehandeling niet nodig. Het lijkt er op dat deze ambiguïteit in gender of geslacht ook meer begint te passen in onze maatschappij. Zo kunnen transgenders sinds kort de geslachtsregistratie in hun paspoort wijzigen, zonder dat zij hiervoor een geslachtsaanpassende operatie hoeven te ondergaan. Een volgende stap is om de geslachtregistratie helemaal van het paspoort te halen, een maatregel die in Australië en Nieuw Zeeland al is doorgevoerd.

Barbies en brandweerauto's

Genderdysforie ontstaat soms pas op latere leeftijd, maar komt ook bij jonge kinderen voor. Sommige jongetjes beginnen zich al in hun kindertijd als meisje te gedragen: ze dragen jurkjes, lakken hun nagels, spelen het liefste met poppen, maar vertellen soms ook dan al dat ze liever een meisje zouden zijn en hun piemel eigenlijk niet willen hebben. Bij het grootste gedeelte van deze kinderen, ongeveer 80 procent, gaat dit weer over. Maar de overige 20 procent blijft het verlangen houden om van geslacht te wisselen. Om deze mensen te kunnen helpen, hebben professionals als Cohen-Kettenis behandelmethoden voor jongeren bedacht. Zo is de leeftijdgrens voor hormoonbehandeling verlaagd van 18 naar 16 jaar. Een omkeerbare en minder ingrijpende ingreep is om jongeren vanaf hun 12e jaar medicijnen te geven die hun geslachtelijke ontwikkeling stilleggen. Deze behandeling is controversieel, maar volgens Cohen-Kettenis ook van grote waarde. Het geeft jongeren namelijk de rust en tijd om te bedenken of ze nu werkelijk een man of een vrouw willen worden, zonder dat zij de tijdsdruk ervaren van een opgroeiend lichaam dat langzaamaan de borsten, brede schouders of gezichtsbeharing ontwikkelt die zij eigenlijk helemaal niet willen hebben.

Het spectrum tussen man en vrouw

Mensen met genderdysforie krijgen vaak te maken met discriminatie, stigmatisering en misinformatie. Maar doordat we meer kennis krijgen over de ambiguïteit van ons geslacht, kunnen we er ook makkelijker over praten. Dit is niet alleen prettig voor die mensen met een 'aandoening', maar geeft iedereen meer ruimte om af te wijken van de stereotypen manen vrouw. Cohen-Kettenis twijfelt er aan of het mogelijk is kinderen werkelijk 'genderneutraal' op te voeden, maar met meer kennis van het spectrum tussen man en vrouw kunnen we wellicht allemaal bewuster kiezen wie we willen zijn. Volgende week onderzoeken we het belang van voorlichting over seksualiteit met dr. Channah Zwiep. De lezing van prof. dr. Peggy Cohen-Kettenis kun je hier terug zien.