De wetenschapper als gokker

Wat heeft het logisch empirisme ons gebracht?
Leestijd 2 minuten — Di 23 februari 2010
Betrouwbare kennis

De wetenschapper als gokker; een heel goede gokker wel te verstaan, omdat hij over nauwkeurige waarschijnlijkheidstheorieën beschikt. Dit was de conclusie van de lezing van Herman Philipse op 22 februari, waarin de wetenschapsfilosofische stroming logisch empirisme centraal stond. Deze stroming ontstond aan het begin van de twintigste eeuw en beschouwde alleen empirische uitspraken als betekenisvol. Omdat deze uitspraken te verifiëren zijn, geven die in elk geval een indeling tussen meningen en nog te onderzoeken feiten. Wat heeft ons dat gebracht?

In de voorgaande lezing liet Herman Philipse zien hoe Kant het inductieprobleem van Hume probeerde op te lossen door een aangeboren kenvermogen te veronderstellen. Ruimte, tijd en causaliteit worden door dit kenvermogen op de werkelijkheid geprojecteerd. Toch houdt ook deze oplossing geen stand. Zo ontdekt Einstein dat de ruimte in de buurt van massa gekromd is en doet de kwantummechanica afstand van het deterministische causaliteitsbeginsel. Hiermee verliest de theorie van Kant haar plausibiliteit.

De logisch empiristen proberen als reactie hierop Humes vorkmodel te herstellen: alle uitspraken over de wereld zijn of van logische aard of empirisch. Volgens deze stroming moeten wetenschappelijke uitspraken altijd te toetsen zijn: niet om tot zekere kennis te komen, maar wel om kennis zo waarschijnlijk mogelijk te maken. Het inductieprobleem van Hume is met deze stellingname nog niet geheel opgelost. Wel zorgt het streven naar waarschijnlijke kennis ervoor dat alle uitspraken die niet bevestigbaar zijn hun betekenis verliezen. Volgens Herman Philipse is de uitspraak dat een goddelijke of spirituele kracht bestaat een goed voorbeeld van een dergelijke niet te toetsen theorie. Het eerste antwoord op de vraag waarom wetenschappelijke kennis te verkiezen is boven religieuze of spirituele opvattingen als het gaat om het vergaren van betrouwbare kennis, lijkt Philipse hiermee te hebben gegeven.

Er wordt hier voor het eerst een criterium gegeven voor wat wetenschappelijke kennis is en wat niet. Wetenschappelijke kennis is verifieerbaar; we kunnen beweringen testen door middel van empirische waarnemingen.

In de komende weken gaat Philipse verder met de vraag hoe wij tot betrouwbare kennis kunnen komen. Kom elke maandagavond vanaf 20.00 uur luisteren en discussieer mee over de waarde van wetenschap – ook als die geen zekerheid geeft.

Bekijk de lezing van maandag 22 februari online terug