De supermens in aantocht?

Technologie gaat om persoonlijke keuzes én het publieke debat
Leestijd 6 minuten — Di 23 december 2014
Sneller dan ik hebben kan

Technologie komt alsmaar dichterbij. We zetten de omgeving naar onze hand en beïnvloeden ook ons lichaam met nieuwe snufjes. Zo zijn er apps die onze beweging, nachtrust en hartslag monitoren en managen. Met Google Glass kun je alles filmen, maar ook virtuele lagen toevoegen aan real life. De zorg experimenteert met een zeehondrobot die ouderen gezelschap houdt, en in het ziekenhuis 'weet' technologie beter hoe het met ons is, dan wijzelf en de arts. Door deze innovaties denken we anders over onszelf en over onze relaties. Maar maakt dat ons beter, sterker en gezonder? En hoe afhankelijk willen we eigenlijk zijn van technologie? In de lezingenserie 'Sneller dan ik hebben kan' onderzochten we de kracht en macht van informatie en nieuwe technologie. Acht sprekers uit verschillende disciplines lieten zien hoe vanuit hun vakgebied en expertise om wordt gegaan met de huidige ontwikkelingen van techniek in onze maatschappij.

Technologie komt steeds dichterbij?

Volgens prof. dr. ir. Peter-Paul Verbeek (Wijsbegeerte, Universiteit Twente) is de huidige technologische ontwikkeling niets nieuws; mens en techniek zijn altijd al innig verweven en dat maakt ons zelfs tot mens. De mens heeft het vermogen om technieken uit te vinden. Dr. ir. Rinie van Est, onderzoekscoördinator en trendcatcher bij de afdeling Technology Assessment (TA) van het Rathenau Instituut, ziet dit anders. Er is een duidelijke scheiding tussen mens en techniek en die moeten we koesteren. Gaan er door de technologische ontwikkelingen geen belangrijke menselijke eigenschappen verloren? Van Est vraagt zich hardop af: “Waar blijft de menselijke duurzaamheid? We beseffen na een eeuw dat de natuur bescherming behoeft, maar zorgen we wel voor de mens? We hebben regels nodig voor onze omgang met technologie.” Van Est stelde 7 basisregels op voor menselijke duurzaamheid. Ten eerste moeten we nadenken over onze sociale en emotionele vaardigheden en in hoeverre we die in eigen hand houden en niet overlaten aan machines. Daarnaast vraagt van Est zich af in hoeverre zaken als beminnen, opvoeden, verzorgen en doden het monopolie van de mens is. Kunnen we dit ook aan technologie overlaten? Wanneer zoiets als intimiteit gemechaniseerd raakt, verliezen we dan niet een deel van de romantiek die voorbehouden is aan mensen? En misschien wel het belangrijkste punt: onze aandacht. Want alleen daarmee kunnen we de discussie met elkaar blijven aangaan. (kijk hieronder de korte film Sight, een toekomstvisie waarin augmented reality het liefdesleven danig verstort)

Privacy rechten

De overige vier van de zeven omgangsregels van Rinie van Est gaan over het recht op privacy: het recht niet gemeten worden, het recht om eigenaar te zijn van je eigen data, het recht te bepalen hoe informatie ons toekomt en het recht te kunnen kiezen om technologie wel of niet te gebruiken. Natuurlijk heb je het recht niet gemeten te worden, maar prof. dr. Frank Miedema (Raad van Bestuur, UMC Utrecht) benadrukt dat we voor echte vooruitgang in de medische wetenschap veel meer data en medewerking van patiënten en gezonde vrijwilligers nodig hebben. Het huidige onderzoek gaat te langzaam. Verzameld materiaal van patiënten en gezonde vrijwilligers komt terecht in 'biobanken'. Deze materialen kunnen telkens opnieuw gebruikt worden voor onderzoek. Daarnaast zijn er de ontwikkelingen in de ICT, waardoor gegevens uit allerlei bronnen steeds makkelijker aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Meer gegevens van meer mensen, maakt het mogelijk nog beter risico-patronen op te sporen. Ook prof. dr. Nine Knoers, hoofd van de afdeling Medische Genetica van het UMC Utrecht stelt dat we met de huidige technieken ontzettend veel te weten kunnen komen en hierdoor sneller en effectiever patiënten kunnen behandelen. Maar zowel Miedema als Knoers erkent ook het probleem met de privacyrechten.

Dit artikel valt onder het dossier: Privacy.

Wanneer je een volledige DNA-analyse doet, komt er ook informatie naar boven waar je niet naar op zoek was. Dit wordt ook wel 'bijvangst' genoemd. De arts is wettelijk verplicht om je te informeren als het om levensbedreigende informatie gaat en er een klinische behandeling mogelijk is. Maar stel dat er uitkomt dat je een verhoogde kans op borstkanker hebt. Dit betekent niet dat je deze ziekte krijgt, maar brengt wel angst met zich mee. Moet je de patiënt op de hoogte stellen van alle bijvangst? De ethische discussies verlopen volgens Knoers en Miedema nog te veel in de professionele kringen en minder tussen patiënten en familie.

Heft in eigen handen

Moet er niet vóór de ontwikkeling al nagedacht worden over de gevolgen van een uitvinding? Dr. Floor Scheepers (Kinder- en jeugdpsychiater, UMC Utrecht) en dr. ir. Robbert-Jan Beun (Informatietechnologie, UU), beiden ontwikkelaars van nieuwe apps, vinden dat ontwerpers dit vaak vergeten. Volgens Beun laten we het ontwerpproces te veel afhangen van HBO's en technische universiteiten en moeten andere universiteiten en gebruikers ook meedenken met de ontwerpers. Want van ontwerpen kun je enorm veel leren. Ook dr. Marinka Copier, lector Play Design aan de HKU, stelt dat de designers veel invloed hebben: “Interactiedesigners bepalen de interactie tussen mens en machine, en het gedrag dat er zo ontstaat. Daarin maken zij keuzes die onze interactie beïnvloeden. Er is weinig stem van de samenleving in het ontwerpproces, maar de samenleving ervaart de gevolgen.” Denk aan de Google Glass die gezichten kan herkennen op straat, en alle informatie geeft die Google over deze persoon heeft. En bij een slaap-app is de vraag of we als mens nog macht over onszelf hebben of dat de techniek deze macht overneemt. Beun denkt dat het niet erg is om keuzes soms uit handen te geven maar dat we niet de ontwerper alleen zijn of haar gang moeten laten gaan. Want alleen zo kunnen we weten hoe een nieuwe techniek ons gedrag beïnvloedt. Daarom moet iedereen, en vooral de universiteit, zich bemoeien met het ontwerpen van technologie.

Technologie altijd een vooruitgang?

Hoe bepaal je of een technologische ontwikkeling ons leven beter maakt? Dr. Lenny Verkooijen (Epidemioloog, UMC Utrecht) onderzoekt welke kankertherapieën werken en welke niet. Innovaties worden vaak met veel tamtam gebracht, maar voldoen ze ook aan de verwachtingen? “One cannot be innovating forever. I want to create classics!”, zo sprak Coco Chanel over haar modecreaties. Op dezelfde manier kijkt Verkooijen naar behandelingen: “Het is belangrijk om nieuwe therapieën te ontwikkelen maar ook onderzoek of het effect ervan daadwerkelijk beter is dan het bestaande aanbod.” De operatierobot Da Vinci moet zorgen voor minder complicaties en helpen om de operatie nauwkeuriger uit te voeren en de chirurg minder te belasten. Beloftes met een prijskaartje van in de miljoenen. Toch is nog steeds niet aangetoond of deze robot deze beloftes ook waarmaakt. Ondertussen schaffen wereldwijd ziekenhuizen deze robot aan. Het testen van technieken kán dus niet altijd vooraf gebeuren. Zo ook met personalized treatment. Bij kankertherapieën werd voorheen de behandeling bepaald door te kijken naar de plaats en vorm van de tumor. Nu wordt er gekeken naar het genetische profiel. Wat dit gaat opleveren, daar blijft zorgvuldig epidemiologisch onderzoek voor nodig, benadrukt Verkooijen. Verkooijen is het eens dat de ethische vragen over hoe nieuwe techniek de maatschappij verandert, in het ontwerpproces al gesteld moet worden. Maar ook als de techniek eenmaal in gebruik is, moet worden getest. Ook moet de ervaren kwaliteit van leven door de patiënt worden meegenomen in dit evaluatieproces.

Toekomst mens en techniek

Technologie valt niet meer uit ons leven weg te denken. Zelfs liefde wordt al in meer of mindere mate beïnvloed door technologie, zoals Copier aangaf. Alle ontwikkelingen zonder kritische blik omarmen is volgens de sprekers niet de juiste manier. We moeten ons veel meer bemoeien met het ontwerpproces om zo te bepalen hóe we de nieuwe technieken willen gebruiken. Dit is een missende stap in de technologieontwikkeling. Deze discussie gaat niet alleen wetenschappers en designers aan, maar ook de samenleving. Ontwerpers, zoals Robbert-Jan Beun en Floor Scheepers, verwezen hier al naar. Ook Frank Miedema en Lenny Verkooijen vinden dat we moeten zorgen dat de maatschappij meer betrokken wordt bij de ontwikkelingen. Het is dus niet de vraag of we wel of geen technologische vernieuwingen willen, maar hóe we willen omgaan met de nieuwe middelen. Wie bepaalt of we embryoselectie toestaan? Wanneer wel en wanneer niet? Wie bepaalt of de Google Glass gezichten mag scannen en hele profielen mag weergeven? Hoe bepaalt het gebruiken van bepaalde apps en games ons gedrag en hebben wij ook invloed over de werking van de app? Daarover vooraf nadenken, maar ook zoals Peter-Paul Verbeek duidelijk maakte, tijdens het ontwerpproces en nadat een technologie op de markt is. Omgaan op een goede manier met technologie moeten we leren, daar zijn Peter-Paul Verbeek en Rinie van Est het over eens: het gaat om persoonlijke keuzes maar zeker ook om een voortdurend publiek debat.