Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Marcus Düwell

De mens is een onderdeel van de natuur en daarmee van de natuurwetten. Maar de mens is ook een wezen dat verantwoordelijkheid bezit en vrijheid wordt toebedeeld.
Leestijd 4 minuten — Ma 12 maart 2012
Kettingreactie

Botsen deze twee mensbeelden of niet? Vandaag is filosoof prof. dr. Marcus Düwell aan het woord in de kettingreactie: 'Natuurlijk zijn wij niet ons brein.'

Wat is een mensbeeld? Is er een of zijn er meerdere?
'Als er van mensbeeld gesproken wordt, dan worden daarmee verschillende dingen bedoeld. Ik onderscheid er ten minste twee:
a) Mensbeeld als basis van één morele positie. Het begrip mensbeeld komt dan overeen met een bepaalde levensbeschouwing. Daarbij is voor het begrip 'mensbeeld' kenmerkend dat het onmiddellijk een omvattende visie op de mens vormt. Dus: een mensbeeld maakt dan aannames daarover hoe de mens in moreel, cultureel, religieus en sociaal opzicht in elkaar zit.
b) Basale kenmerken van de mens.In een fundamentelere zin spreken we ook van een mensbeeld als we het hebben over de vraag of de mens een wezen waaraan we bepaalde basale capaciteiten kunnen toeschrijven. Zo wordt bediscussieerd of de mens wel vrij is en of we aan de mens verantwoordelijkheid voor zijn handelen kunnen toeschrijven. Of we discussiëren over de aard van de “conditio humana”, dus wat essentieel is voor het mens-zijn. Voor morele en politieke discussies is dat natuurlijk ook belangrijk omdat men van morele posities zou kunnen verwachten dat ze rekening houden met bepaalde basale antropologische gegevens van de mens.'

Is het mensbeeld veranderd door toedoen van de neurowetenschappen? Zo ja, hoe?
'Als je het alleen hebt over de wetenschappelijke discussie dan zou ik zeggen: nee. De neurowetenschappen hebben vele en boeiende inzichten naar voren gebracht. Maar ik zie niet dat wij op basis van deze inzichten reden hebben om te betwisten dat mensen aan elkaar vrijheid en verantwoordelijkheid kunnen toeschrijven, dat mensen sociale verbanden kunnen aangaan en dat ze kunst kunnen produceren. Natuurlijk weten we nu meer over verschillende functies die daarachter zitten en snappen we ook beter wat bij mensen gaande is die bepaalde mentale beperkingen hebben. Maar dat verandert nog niet de basale aannames die wij over de mens maken.

Maar naast de natuurwetenschappelijke discussie is er nog de manier waarop kennis van de natuurwetenschappen invloed heeft op het maatschappelijke debat en dat is heel wat anders. In het maatschappelijk debat wordt soms geroepen dat de neurowetenschappen dit of dat hebben laten zien. We beginnen dus in de maatschappij steeds meer ons zelf, ons handelen, onze emoties en ons denken te interpreteren vanuit theoretische inzichten van de neurowetenschappen, die op de een of ander manier in het publieke debat ingang vinden. Dat verandert het discours wel en daarover zou men het moeten hebben. Er zou een discours moeten plaatsvinden over de vraag hoe aannames die neurowetenschappers over de mens maken zich verhouden tot filosofische concepten en praktische concepten van de mens. Dat lijkt mij zeer nodig omdat op dit moment deze discussies redelijk sterk door elkaar heen gaan.'

Is de mens vrij of zijn we ons brein?
'Om te beginnen deel ik veel van dat wat de collega-filosofen in deze reeks al hebben gezegd, met name Thomas Müller. Dat is zo'n volstrekt onzinnig alternatief. Natuurlijk zijn wij niet ons brein. Als Dick Swaab in een lezing zegt: "Wij zijn ons brein", dan spreekt niet het brein van Dick Swaab maar dan spreek Dick Swaab: zijn brein kan namelijk niet praten. Dat het brein een constitutieve rol speelt, voor de mogelijkheid om dergelijke vragen te stellen, is juist, maar dat betekent nog niet dat wij ons brein zijn.

Veeleer is het (kort door de bocht) een noodzakelijke veronderstelling in al onze praktijken dat wij de mens als vrij moeten zien. Dat is dus een veronderstelling die in ons handelen zelf naar voren komt en waarover wij geen theoretisch bewijs kunnen en hoeven voeren. Ik zie niet dat de huidige neurowetenschappen feitelijk deze veronderstelling betwisten.'

Ted Sanders formuleerde de volgende vraag voor u: 'Ethici wordt meer en meer gevraagd om de deugdelijkheid van experimenteel onderzoek te toetsen in zogenaamde (medisch-)ethische commissies. Dat lijkt zinvol. Maar wat vind je ervan dat onderzoekers wel apen in een neurocognitief experiment mogen vastschroeven, maar geen mensen?'
'Het is voor mij als ethicus niet helder of het moreel aanvaardbaar is dat een bepaald onderzoek met apen gedaan wordt. Ik ga ervan uit dat wij morele redenen hebben om de mens als wezen te respecteren vanwege bepaalde basale capaciteiten die de mens heeft. Ik ga ervan uit dat de dit respect moreel geëist wordt, omdat de mens bepaalde reflexieve capaciteiten bezit en omdat wij hem als een vrij wezen moeten beschouwen. Nu gaan we bij sommige dieren ervan uit dat ze niet over deze capaciteiten beschikken. Juist bij apen zijn wij er echter in vele opzichten niet zo zeker van. Hoe meer reden wij hebben om daarover te twisten, hoe meer het dus toch zou kunnen zijn dat zij over moreel relevante capaciteiten beschikken, des te meer reden wij hebben om voorzichtig te zijn bij het wel of niet doorvoeren van experimenten die niet overeenkomen met het respect dat wij aan mensen verplicht zijn. Ik denk dus dat we reden hebben om zeker bij apen voorzichtig te zijn in het toelaten van dit soort experimenten.'

* Dit artikel is een samengevatte versie. In april verschijnt een bundel met alle volledige reacties. Deze bundel wordt gepresenteerd bij de eerste lezing in de reeks Filosofie van de geest.Deze bestaat uit vier lezingen over het brein, bewustzijn en de vrije wil, verzorgd door prof. dr. mr. Herman Philipse.

Lees in het dossier andere kettingreacties verschenen in deze reeks.