De DSM-V is dé leidraad voor behandelaars in de mentale gezondheidszorg: afgebakende lijstjes met symptomen die bepalen welk stoornislabel je krijgt. Volgens psychometricus prof. dr. Denny Borsboom moet het anders. Zijn onderzoek laat zien dat psychiatrische stoornissen geen geïsoleerde ziektes zijn en vaak niet één onderliggende oorzaak kennen. Hoe nu verder?
Leestijd 4 minuten — Do 25 februari 2021
The bigger picture

Voor het diagnosticeren en behandelen van patiënten gebruiken psychiaters hét handboek binnen de mentale gezondheidszorg, de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders V (DSM-V). Ooit bedoeld om orde in de chaos te scheppen, beschrijft de DSM-V strak gekaderde lijstjes van symptomen die bepalen welke stoornis iemand heeft. Excessieve angst of piekeren, weinig controle over je bezorgdheid, prikkelbaar en rusteloos? Check, check én check: je hebt een gegeneraliseerde angststoornis. Het kan een krachtig instrument zijn. Psychometricus prof. dr. Denny Borsboom (UvA) stelt echter dat deze methode toe is aan vernieuwing. Psychiatrische stoornissen zijn namelijk geen geïsoleerde ziektes en er is niet één onderliggende oorzaak of proces. Tijd dus voor de DSM-VI?

Te simpel en rechtlijnig

Stel, er is een periode dat je slecht slaapt, omdat je stress hebt bijvoorbeeld. Je ligt wakker en gaat piekeren. Dan kan je je overdag niet concentreren en krijg je je werk niet af. Al snel voel je je heel somber en slapen gaat nu helemaal niet meer. Het lijkt een vicieuze cirkel waar je maar moeilijk uit komt. De DSM-V schaart al deze problemen onder een depressie: de onderliggende reden waarom je je zo voelt en gedraagt. Een wel heel simpel beeld van de werkelijkheid en “een fundamenteel verkeerd verband”, aldus Borsboom. Ten eerste is depressie geen verklaring, maar simpelweg een naam voor de verzameling klachten. En ten tweede blijven symptomen niet binnen de lijntjes of kaders van de DSM-V-stoornissen; vaak delen stoornissen symptomen (comorbiditeit). Borsboom is niet de enige die een tegengeluid laat horen, de DSM krijgt vaker kritiek en wetenschappers pleiten voor een minder rechtlijnige methode.

Zoeken naar een oorzaak

Deze kritieken komen neer op één belangrijk punt: de drang om symptomen te herleiden tot één onderliggende oorzaak (reductionistisch redeneren) en hier een label aan te hangen. Een diagnose is erkenning én duidt erop dat een probleem op te lossen is. Dit principe vormt al jarenlang de basis in de medische wereld: wanneer een persoon bloed op hoest en kortademigheid en pijn op de borst ervaart, kan een dokter de diagnose “longkanker” stellen. Een tumor vormt de onderliggende oorzaak van al de symptomen. Het weghalen van de oorzaak, het doden van kankercellen met chemotherapie, leidt tot het oplossen van de symptomen. In de psychiatrie ligt dit moeilijker: er is namelijk vaak niet één onderliggende oorzaak aan te wijzen. “Een “depressie” is eerder een reeks van klachten die op elkaar inwerken dan een ziekte die de klachten veroorzaakt.”

Een netwerk van symptomen

Borsboom stelt daarom een alternatieve manier voor: zoek niet naar één onderliggende oorzaak, maar zoek naar een netwerk van symptomen die onderling verbonden zijn én elkaar versterken. Hij vergelijkt het met een zwerm spreeuwen: “De individuele vogels reageren op elkaar, het georganiseerde gedrag dat hieruit volgt is een spontaan optredend fenomeen van de lokale interacties”. Dit zogenaamde emergentie principe past hij toe op psychiatrische stoornissen, het is een natuurlijk gevolg van de onderlinge interacties tussen symptomen. 

Maar hoe werkt zo’n symptoomnetwerk dan precies? Je ziet hieronder een simpel netwerk met vier symptomen die onderling verbonden zijn (fase 1). De omgeving waarin je je bevind speelt een belangrijke rol, een heftige gebeurtenis kan namelijk één of meerdere symptomen aanzetten (fase 2). Door de onderlinge verbanden tussen de symptomen, is op een gegeven moment het hele systeem actief (fase 3). Wanneer het symptoomsysteem zo sterk verbonden is met elkaar dat zelfs het weghalen van de omgevingsfactor niet helpt, dan zal het systeem aan blijven staan (fase 4). Je zit vast in die bekende vicieuze cirkel.

Dit laat dus duidelijk zien dat een psychiatrische stoornis eigenlijk een toestand van geactiveerde symptomen is, die elkaar in stand houden. Sommige symptomen horen bij meerdere systemen, de zogenaamde brugsymptomen. Denk bijvoorbeeld aan een neerslachtige stemming en slapeloosheid, die horen zowel bij een depressie als een angststoornis. Zo kan een sombere mood gemakkelijk overgaan in een angstige staat.

De geleidelijke activatie van het symptoomnetwerk (Borsboom, 2017)

Gerichter én persoonlijker

Deze nieuwe visie van Borsboom en zijn team komt niet zomaar uit de lucht vallen, het is een alternatieve manier van kijken naar bestaande theorieën. Psychiaters en therapeuten herkennen daarom ook veel aspecten van het systeemdenken vanuit hun eigen ervaring. Door zijn netwerktheorie concreet te maken hoopt Borsboom de psychiaters van morgen meer handvatten te bieden voor gerichtere diagnoses en behandelingen. Door het huidige hokjesdenken focussen de meeste behandelingen zich op symptoombestrijding, vaak met medicatie. Hoewel deze behandelingen goed werken, grijpen ze nog niet in op de onderlinge verbindingen tússen symptomen. “Het veld van de psychiatrie zit eigenlijk pas in een voorbereidend wetenschappelijk stadium.” aldus Borsboom.

Een duidelijke meerwaarde van het systeemdenken is dat psychiatrische stoornissen nu te vatten zijn in een wiskundig model. Zo kunnen gerichte voorspellingen gedaan worden over het verloop van de stoornis; dit kan zelfs per persoon. Iedereen is namelijk uniek, en dus is ook iemands symptoomnetwerk uniek: het is een samensmelting van symptomen, persoonlijke eigenschappen én de omstandigheden waaronder iemand leeft. “Een mens is een geïntegreerd systeem. Niet iedereen met een depressie heeft zelfmoordneigingen. En als je in Nederland een drankprobleem hebt is dat iets heel anders dan in Saudi-Arabië.” Deze persoonlijke aanpak blijkt succesvol in wetenschappelijke studies, een hoopvol toekomstbeeld dus. Borsboom is optimistisch dat zijn netwerkbenadering een plek in de toekomstige DSM krijgt. Hij benadrukt daarbij wel dat ook het systeemdenken niet de holy grail is. Met zoiets complex als de menselijke psyche “blijft het toch altijd een gokje”.

Volgende week

In de volgende lezing in deze serie kijkt strafrechtjurist prof. mr. Jacques Claessen (UM) met een kritische blik naar het huidige strafrechtsysteem. Hij pleit voor een systeem gericht op herstel. Een dader is meer dan zijn misdaad en wie overvallen wordt is meer dan een slachtoffer. Waarom straffen we eigenlijk? Wat als daders en slachtoffers met elkaar in gesprek gaan?

Ook belangrijk

Voel je je somber of gespannen door de huidige coronacrisis? Praat er over met mensen in uw omgeving of bel één van de hulplijnen van de GGD:

  • Luisterlijn (voor een luisterend oor) - 0900-0767, 7 dagen per week, 24 uur per dag.
  • Mind-Korrelatie (voor mentale problemen) - 0900-1450, werkdagen van 09.00 tot 22.00 uur.

Heb je vaak depressieve gevoelens of denk je wel eens aan de dood? Maak je je zorgen om een naaste? Praten over zulke gevoelens en gedachtes helpt en kan anoniem via de chat op www.113.nl of telefonisch op 113 of 0800-0113.

“That’s one small step for man, one giant leap for mankind”. Het zijn de legendarische woorden van Neil Armstrong, in 1969 de eerste mens op de Maan. In februari 2021 hebben we daar een stap bijgezet: NASA-robotverkenner Perseverance is na een reis van 8 maanden succesvol geland op Mars. Wat gaat dit betekenen voor ons leven hier op Aarde?
Leestijd 2 minuten — Di 23 februari 2021

Het was een historisch moment: de maanlanding in 1969. Vele mensen zagen in korrelig zwart-wit beeld hoe astronaut Neil Armstrong als eerste mens voet op de Maan zette. Sindsdien volgden vele succesvolle (en minder succesvolle) ruimtemissies. Naast de Maan heeft vooral de verkenning van Mars de aandacht gekregen van wetenschappers. De rode planeet is namelijk, net als de Aarde, een aardse planeet én er is vloeibaar water gevonden. Dit roept de spannende vraag op of er tekenen van leven te vinden zijn op Mars. Vanaf 21:45, 20 februari 2021 lijkt het antwoord op deze vraag een stapje dichterbij te komen: robotverkenner Perseverance landde succesvol op het oppervlak van Mars.

"SEVEN MINUTES OF TERROR"

Het bleef even spannend of de robotwagen niet met 20.000 kilometer per uur ter Mars zou stortten. In de zeven minuten die tussen het betreden van de dunne atmosfeer van Mars en de daadwerkelijke landing zaten, kon namelijk op papier nog van alles misgaan. Het afremmen van het karretje moest gebeuren met behulp van een parachute, een skycrane (een ingewikkelde stellage met 60 losse raketjes) en een laatste bungeejump. Maar net als bij voorganger Curiosity verliep alles zoals gepland en niet veel later verscheen de eerste zwart-wit foto van Mars op beeld.

LEVEN OP MARS?

De Perseverance landde in de krater Jezero bij een oude, opgedroogde rivierdelta. Hier is in een ver verleden leven mogelijk geweest, denken NASA-wetenschappers. Data van voorganger Curiosity vond nog geen direct bewijs voor leven op Mars, maar toonde wel aan dat er organische moleculen op de planeet voorkwamen. Perseverance is uitgerust met tal van aanvullende meetinstrumenten, een boor om bodemmonsters te verzamelen én een helikoptertje genaamd Ingenuity. Op deze manier hopen wetenschappers niet alleen meer te leren over de mogelijke leefomstandigheden van miljarden jaren geleden, maar ook of toekomstige bemande missies naar Mars mogelijk zijn.

Meer weten over planeten, het fascinerende heelal en of Mars ons inderdaad meer kan vertellen over het ontstaan van leven? Kijk dan hier het Science Café – Het heelal terug, met o.a. astrobioloog dr. Inge Loes ten Kate (UU) en wetenschapshistoricus dr. David Baneke (UU).

We are addicted to CO2-emission machines. Cars are everywhere, especially SUVs. We literally pave the way for them. Ecological economist prof. Julia Steinberger explains how that came to be. What is the cure?
Leestijd 4 minuten — Do 18 februari 2021
Weg van de weerstand

“I’m worried. Should I even get my driver’s license?” One of the viewers of prof. Julia Steinberger's lecture is seriously confused. Steinberger, an ecological economist, really knows how to convey her reseach on the politics and economy of the unsustainable car industry. She addresses some big questions. How did we get so addicted to cars? Is there a chance for rehabilitation? And then there are the personal questions and dilemmas that follow after discussing systemical problems. Should you consider not getting a driver’s license, if you care about the environment and a greener future?

A culture of cars

In search for answers, we need to gauge our current situation. Look out your window. Chances are, you’ll see a few cars. Maybe one of them is yours. If you don't see any cars, then you are probably looking at a road built with an automobile in mind. If you’re unfortunate, like me, you’ll see about 60 cars, none of them yours, parked side-to-side on top of a grey concrete block. If you see no cars, no road and no concrete: congratulations, you're the lucky one!

A room with a view...

Why do so many people own a car? Not merely for practical reasons, Steinberger tells us. Look at car commercials, where you see cars roaming mountain highways. The lure of the long and windy roads is strong: they promise freedom and adventure. Or you see a car skirting through busy city streets, music playing loudly – a promise of comfort and privacy wherever you go. Nowadays, car companies are selling you a safe haven, their product is a place where the outside world cannot touch you. This collection of emotions and meanings we ascribe to cars is one of the reasons we keep buying them. And in one big way, it’s killing us.

No more cars, please

Steinberger is, among other things, the lead author of the most recent climate report by the Intergovernmental Panel on Climate Change – the climate panel of the United Nations. The report summarises all conclusions from global climate research efforts, and presents an image of the current state of the world and its prospects. The prospects, sadly, are dire. Steinberger doesn’t call it ‘climate change’, she calls it the ‘cataclysmic climate catastrophe’. We’re currently at 1.2 degrees temperature rise, science tells us, and heading towards a temperature rise between 2 and 3 °C. At 2 degrees rise, deadly heatwaves may impact one in three people, one in five insect species will halve their population, and almost all coral reefs will be dead. “This,” Steinberger says, “is a very scary slide.”

SUVs are for the adventurous and the free, obviously

Transport vehicles emit carbon dioxide, therefore they are partly responsible for this temperature rise. And though many cars have become cleaner, emission from sports utility vehicles (SUVs) has increased between 2010 and 2018. And that increase is five times higher than the emission decrease from all other private cars. Expensive carbon-emitting SUVs are horriby polluting. Guess what I see when I look outside? That's right, 20 out of 60 cars on the parking block, are an SUV. "And it's a car nobody truly needs!" Steinberger stresses. 

How many cars does humanity need?

The fact that we keep buying SUVs is a persistent aspect of our car culture - the emotions and meanings we ascribe to cars. Steinberger is one of the initiators of the Living Well Within Limits-project. In this research project, scientists investigate how much stuff our society truly needs and how much is actually a luxury. In one of the studies in this project, they focused on car dependency. They found that together with the politics of car industry, car infrastructure, car land use (i.e. that parking block I keep on talking about) and a neglect of public transport, it is our car culture that influences our persistent addiction to them.

Factors influencing car dependency. Image from the PowerPoint of Julia Steinberger

Steinberger demonstrates how political and economic powers stimulate car industry and infrastructure. And they stimulate car culture too. The words we associate cars with, like ‘freedom’ and ‘adventure’ and ‘privacy’ and even ‘safe’, are an acquired love, not a natural one. Like tobacco commercials linking cigarettes with machismo and artsy rebellion, these ideas prolong our car addiction. But this problem is also partially the solution. A single person may not keep their state from supporting car industries, or block the construction of a new highway. But you can wake up from the car dream.

So should I get that drivers license?

After all of this info, aspiring to be environmentally friendly and driving a car seem to be incompatible. But the fact that people question getting their license means we’re taking steps away from our car culture. It's no longer the right or logical thing to do. Steinberger, environmentally friendly and an activist at heart, is also mild. Should you get the license? It depends on your financial situation, it depends on your location, what you would need the car for et cetera. And finally, if you do get a driver’s license, and if you do get a car, please don’t buy an SUV.

Haardvuur is verantwoordelijk voor bijna een kwart van de totale fijnstofuitstoot in Nederland. Daar dacht je vast niet aan toen je dit winterse weekend voor de open haard plaatsnam. Toch is dat wél de realiteit, blijkt nu uit nieuwe berekeningen van het RIVM.
Leestijd 2 minuten — Di 16 februari 2021

Het is de ultieme relaxte zondagmiddag: een knisperend haardvuurtje, warme sokken en een mooi boek erbij. Zeker nu Nederland een week lang bedekt was onder een dikke laag sneeuw, werd er flink gestookt. Maar heb je wel eens stil gestaan bij de invloed van al dit verbrandde hout op onze luchtkwaliteit?

Op 15 januari kopte de Volkskrant dat particuliere houtstook verantwoordelijk is voor maar liefst 23 procent van de totale fijnstofuitstoot in ons land. Dit is aanzienlijk meer dan de geschatte 10 procent in 2018. Volgens het RIVM valt het verschil toe te schrijven aan een nieuwe manier van rekenen. In het verleden werd enkel gekeken naar de vaste fijnstofdeeltjes die direct vrijkomen bij het verbranden van hout. Echter, bij houtstook komt er ook een zekere hoeveelheid gas vrij, dat vervolgens in contact met de buitenlucht alsnóg wordt omgezet naar vaste deeltjes. Vanaf nu wordt ook dit zogeheten condenseerbaar fijnstof meegenomen in de berekening.

FIJNSTOFDEELTJES, HOE EN WAT?

Hoe gezellig ook, die knusse open haarden en houtkachels zijn dus niet de meest verantwoorde óf gezonde manier om weer op te warmen. Want naast het feit dat het hout stoken an sich al niet duurzaam is, komt er ook een grote hoeveelheid CO2 en schadelijke fijnstoffen vrij. Fijnstoffen zijn microscopisch kleine stofdeeltjes van allerlei samenstellingen die onze lucht verontreinigen. Naast verkeer, industrie en landbouw, vormt huishoudelijke houtverbranding een aanzienlijke bron van luchtvervuiling in Nederland.

Fijnstoffen hebben niet alleen een effect op de luchtkwaliteit zelf, maar daarmee ook op onze gezondheid. Vooral mensen met een kwetsbaar gestel, zoals kinderen, ouderen en longpatiënten, hebben last van fijnstofdeeltjes. In de lezing ‘It’s in the Air’ vertelt prof. Jordi Sunyer (University Pompeu Fabra Barcelona) dat deze negatieve effecten zich niet beperken tot de longen, maar zelfs de hersenontwikkeling kunnen aantasten. Hoe kleiner het fijnstofdeeltje, hoe groter het negatieve effect op ons lichaam.

HOOPVOL TOEKOMSTBEELD

Er gloort ook hoop aan de (vervuilde) horizon: de afgelopen decennia is de lucht in Nederland steeds schoner geworden. Hoewel de absolute uitstoot van fijnstof nu naar boven is bijgesteld, volgen we nog steeds de dalende trend die zichtbaar is sinds 2005. Hiermee worden naar verwachting nagenoeg alle Europese emissiedoelen voor 2030 gehaald. Ook het (gematigd) positieve effect van de lockdown op de totale luchtvervuiling en op de hoeveelheid fijnstof in de lucht stemt hoopvol.

Toch, benadrukt prof. Bert Brunekeef (IRAS, UU) in diezelfde lezing ‘It’s in the Air’, is elke dosis fijnstof, hoe klein ook, schadelijk. Het vervangen van verouderde houtkachels en haarden is één van de goedkoopste manieren om luchtvervuiling door fijnstof nog verder terug te dringen, stelt het Schone Lucht Akkoord.

Wil je nou toch lekker knus voor de open haard zitten in de toekomst? Youtube biedt zeer realistische, knisperende haardvuurtjes aan: verantwoorde sfeer gegarandeerd!

De geboortedag van Charles Darwin wordt wereldwijd aangegrepen om stil te staan bij zijn blijvende impact op de wetenschap en de mensheid. Met zijn controversiële bevindingen over natuurlijke selectie en genetische variatie veranderde hij de wereld onherroepelijk.
Leestijd 1 minuut — Vr 12 februari 2021

Wat begon als een scheepsreis als geoloog op zijn tweeëntwintigste, resulteerde uiteindelijk in de belangrijkste theorie over ons leven hier op aarde: de evolutietheorie. Tijdens zijn vijf jaar durende reis met de HMS Beagle verzamelde Darwin talloze planten, fossielen en botjes. Hij hield zijn ontdekkingen en gedachten nauwgezet bij in een 770-pagina tellende dagboek. Uiteindelijk deelt Darwin zijn bevindingen in twee baanbrekende boeken, zijn reisverslag The Voyage of the Beagle (1839) en On the Origin of Species (1859). In dit laatste boek schrijft hij over genetische variatie en natuurlijke selectie: zij die het beste zijn aangepast, overleven en geven hun genen door aan de volgende generatie. Een controversiële theorie in die tijd, aangezien het lijnrecht stond tegenover het Bijbelse wereldbeeld dat toen heerste. Hij omschreef het zelf als moord, met God als slachtoffer. Toch was zijn evolutietheorie onmiddellijk invloedrijk, en nog steeds is het Darwinisme een bekend begrip bij jong en oud.

“FROM SO SIMPLE A BEGINNING…

Endless forms […] have been, and are being, evolved.” Deze welbekende quote van Darwin stelt dat sinds het begin der tijden, alles om ons heen continu verandert. Ook zijn theorie zelf is een product van evolutie; het heeft zich gevormd door invloeden van grote denkers en nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen. Dit principe van constante verandering biedt een hoopvol perspectief voor vraagstukken waar we ons in deze tijd mee bezig houden. Immers, alles kan én zal nog veranderen. In de serie ‘Dát is nou evolutie!’ bespraken verschillende wetenschappers de evolutietheorie van Darwin, de mogelijke misvattingen en de relevantie van de theorie op hedendaagse kwesties. Wat kan evolutie betekenen voor de huidige klimaatcrisis? Kunnen we onze veranderende samenleving verklaren aan de hand van de evolutietheorie? En heel actueel, hoe blijven we de evolutie van virussen, zoals COVID-19, de baas?

Liever luisteren terwijl je je kansen op survival of the fittest aan het vergroten bent door te wandelen? In deze podcast vertelt bioloog dr. Edwin Pos (UU) hoe we voorbij Darwins evolutietheorie kunnen kijken om de veranderde biodiversiteit te begrijpen.

In een gereedschapskist van een paleontoloog zit tegenwoordig meer dan een pikhamer en een kwast. Prof. Anne Schulp (UU) legt uit hoe de hedendaagse dino-onderzoeker gebruik maakt van CT-scans, complexe experimenten en slimme vergelijkingen om nieuw licht te schijnen op het leven in de oertijd.
Leestijd 4 minuten — Ma 28 september 2020
Spoorzoeken

De tijd dat paleontologie, de studie van fossielen, bestond uit botten zoeken, skeletten samenstellen en fantasievolle tekeningen schetsen is voorbij. Een moderne paleontoloog maakt gebruik van CT-scans en biochemische analyses. En die onderzoekt het dierenrijk van nu voor aanwijzingen over de dinosaurussen van toen. Zo ontdekken paleontologen zoals prof. Anne Schulp (UU) meer en meer over het gedrag, leven en uiterlijk van dinosaurussen. In de lezing Dinosaurussen op het spoor geeft Schulp een aantal voorbeelden.

Pigmentanalyse van de papegaaihagedis

Een unieke ontdekking bevat een schat aan informatie. Maar met uniek onderzoek haal je alles uit die schat wat erin zit. Neem de papegaaihagedis (Psittacosaurus), een dinosaurus die zo’n 125-110 miljoen jaar geleden leefde. In een formatie in Noordoost China, die bekend staat om zijn fantastisch gepreserveerde fossielen, lag zo’n papegaaihagedis. “Onder zeer bijzondere omstandigheden, waren daarvan pigmentdeeltjes bewaard gebleven”, vertelt Schulp. De papegaaihagedis was na zijn dood namelijk in een door vulkaanuitbarstingen vergiftigd meer beland. Het lichaam werd niet verteerd en verrotte niet, waardoor zachte weefsels zoals de huid ook fossiliseerde.

"Gaandeweg de opgraving vallen er al wat puzzelstukjes op hun plek."

Een onderzoeksgroep onder leiding van een Deense paleontoloog onderzocht die fossielenhuid met technieken uit de moleculaire biologie. Zo konden zij zien dat het fossiel veel meer pigmentdeeltjes op zijn rug had dan op zijn buik, en daar dus donkerder was. Dat herkenden ze van diersoorten die vandaag leven. Het wordt counter-shading genoemd. De rug, waar meer licht op valt, is donkerder. Dat heft elkaar op. De buik, waar meer schaduw valt, is lichter. “Daardoor vlakt de kleur van de dinosaurus in zijn geheel uit en is die beter gecamoufleerd”, verklaart Schulp. Zo vond het Deense team nauwkeurig bewijs voor de kleurpatronen van de papegaaihagedis. Schulp: “En wat voor de papegaaihagedis waar is, is dat voor andere dino’s waarschijnlijk ook.” Bekijk hier een interview met de Deense paleontoloog.

“Nou geldt ook nog,” gaat Schulp verder, “dat de overgang van kleur anders is als je in bos woont met diffuus licht, dan als je in een open omgeving woont met fel licht.” Het Deense onderzoeksteam ging met dinomodellen de natuur in, en maakte foto’s van het model in verschillende omgevingen. Met die fotoshoot ontdekten ze het volgende. Is de pigmentovergang gelijkmatig (A-C in de figuur), dan was de dinosaurus het best gecamoufleerd in een bosachtige omgeving. Is de overgang strak met scherpe schaduwen (D-F in de figuur), dan camoufleert het dier het beste in open plekken. Aan de pigmentverdeling konden de onderzoekers dus een beter beeld schetsen van hoe deze dino eruit zag én in wat voor gebied de dino waarschijnlijk leefde.

Isotopen berekenen op een T. rex-tand

De locatie van een fossielenvondst vertelt je waar de dinosaurus is gestorven. En via de pigmentpatronen kun je dus achterhalen in welke omgeving de dinosaurussoort over het algemeen leefde. Met nog een andere methode kun je zelfs bepalen waar een dinosaurus is geweest. Schulp noemt het “de waterdichte rittenregistratie van dinosaurussen.” En die zit in hun tanden.

De tand van een T. rex

Daarvoor zoekt Schulp naar het scheikundig element strontium. Strontium komt op aarde voor in vier vormen, ook wel isotopen genoemd. Die verschillen in massa. Schulp analyseert de verhoudingen van twee van die isotopen, namelijk strontium-87 en strontium-86. Want die verhouding varieert sterk per regio, en dat is terug te zien in de tanden van dinosaurussen. De tand, van bijvoorbeeld een T. rex, bestaat namelijk uit vele groeilaagjes. Die zijn vaak behouden in het fossiel. Omdat tanden relatief snel groeien, laten strontiumverhoudingen in de groeilagen een hele geschiedenis zien van bezochte regionen. “Dat vertelt ons iets over waar de T. rex was in februari, in maart, in april, enzovoorts”, vertelt Schulp. “Iets verder onderop de tand kijk je naar augustus, en nog iets verder naar beneden kijk je naar waar de T. rex zijn winterslaap hield.” Zo trekt Schulp belangrijke lessen over bijvoorbeeld het migratiegedrag van dinosaurussen.

De paleontoloog blijft spoorzoeken

Toch is het niet zo dat de paleontoloog nooit meer met zijn schep en borsteltjes in de veengrond delft. Integendeel. Het zijn de fossielen waarmee het allemaal begint. “Gaandeweg de opgraving vallen er al wat puzzelstukjes op hun plek”, legt Schulp uit. Nadien worden de fossielen van elke hoek belicht en met vele brillen bestudeerd. Zo zijn paleontologen steeds beter in staat op dino’s, hun gedrag en leefomgeving te reconstrueren.

"Zodra er een nieuwe onderzoekstechniek beschikbaar komt, denkt de paleontoloog: 'Hé, wat gebeurt er als ik daar een fossiel in stop?'"

Als er in de toekomst nieuwe technieken komen die voor de paleontologie interessant kunnen zijn, dat zijn het de fossielen die opnieuw worden bekeken. “Iedere keer als er een nieuwe onderzoekstechniek beschikbaar komt,” legt Schulp uit, “denkt de paleontoloog direct: ‘Hé, wat gebeurt er als we daar een fossiel in stoppen?’” De moderne paleontoloog blijft dus zoeken naar sporen. Maar komt er een lab met een nieuwe techniek op de markt, dan staan paleontologen er graag voor in de rij.

Televisie, mode en Instagram bestoken je met een beperkt beeld van vrouwelijke schoonheid. Jong, mager, atletisch en wit. Als je niet aan dat ideaal voldoet, ben je dus niet 'mooi'. Hoe kan onze samenleving die boodschap ombuigen?
Leestijd 4 minuten — Wo 9 september 2020
Van wie is het vrouwenlichaam?

We zijn nog nooit zo mooi geweest. Prof. Liesbeth Woertman, emeritus hoogleraar Psychologie (UU), doet onderzoek naar het beeld dat mensen hebben van hun eigen lichaam. Ze ziet een tegenstrijdigheid: “Kijk naar hoe we er vroeger uitzagen, bijvoorbeeld op oude polygoonjournaals, en vergelijk dat met hoe we er nu uitzien. Het merendeel heeft gave tanden en een gave huid. Door de gezondheid, door de rijkdom, door het sporten, door kleding en verzorging, door een beetje speelsheid—een kleurtje in het haar, wat lippenstift op… We zijn nog nooit zo mooi geweest. En tegelijkertijd waren we nog nooit zo ontevreden over ons uiterlijk als nu.”

Woertman is een van de drie sprekers van het programma Je bent al mooi, samen met socioloog dr. Sylvia Holla en mode-activist Janice Deul. Alle drie uiten hun zorgen over het negatieve lichaamsbeeld dat met name vrouwen hebben. Wat ligt er achter dit fenomeen? Wat maakt iemand gevoelig voor ideaalbeelden? Tot waar strekken de gevolgen van het bekrompen schoonheidsideaal? En hoe bereik je een wereld zonder schoonheidsidealen, waar niemand zichzelf lelijk hoeft te voelen?

Je wordt als lichaam geboren

Gevoeligheid voor een negatief lichaamsbeeld ontwikkel je in je jonge jaren. “Het eerste ik-besef ontstaat ongeveer vanaf anderhalf jaar. Dat is het begin van je zelfbeeld. Dat je iemand bent, los van je ouders”, legt Woertman uit. Dat zelfbeeld blijft volgens Woertman veranderlijk. Het lichaamsbeeld hangt namelijk af van met wie je jezelf vergelijkt en tot wie je je verhoudt. In een bejaardencentrum voelt iemand zich fit en gezond. Maar tussen prachtfoto’s van fitnessmodellen vindt diezelfde persoon zichzelf een onvolmaakte slungel. Een kind dat geliefd wordt kan een sterker zelfbeeld ontwikkelen. “Maar baby’s die inconsequent en negatief zijn benaderd,” zegt Woertman, “ontwikkelen een onveilige hechtingstijl. Dat heeft een slechte invloed op het lichaamsbeeld dat een kindje opbouwt.” Zo worden mensen ook gevoelig voor te veel vergelijking.

“We zijn nog nooit zo mooi geweest. En tegelijkertijd waren we nog nooit zo ongelukkig over ons uiterlijk.”

Te veel vergelijking. Dat is nou juist wat er vandaag de dag gebeurt. “Je laat duizenden ideaalbeelden per dag in je hersenen toe”, zegt Woertman. “Daar kun je natuurlijk nooit tegenop. Beelden komen binnen en doen hun werking onbewust. Dus probeer dat te minimaliseren. Je hebt er niets aan.” Sylvia Holla herkent het gevaar van ideaalbeelden. “Culturele industrieën zoals de modellenindustrie, film, televisie en —niet te vergeten— de porno-industrie, maar ook digitale media zoals Instagram, schotelen ons voortdurend zeer specifieke beelden van schoonheid voor.” Holla werkt als onderzoeker bij het kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis Atria. Zij onderzoekt de gevolgen van onze beeldcultuur op de maatschappij. Die gevolgen gaan verder dan een negatief zelfbeeld.

Ongelijkheid door ongelijke schoonheid

“Mensen die mooi gevonden worden door anderen, worden vaak ook op andere vlakken hoger ingeschat.” Holla omschrijft het zogenoemde halo-effect. Het is “de aanname dat mensen met zichtbare positieve kenmerken ook minder zichtbare positieve kwaliteiten hebben.” Mensen die mooi gevonden worden krijgen vaak hogere beoordelingen, een hoger salaris, zelfs een rijker sociaal leven. Mooi gevonden worden is dus een middel, een soort ‘esthetisch kapitaal’. Op die manier veroorzaakt het verschil in schoonheid ook sociale ongelijkheid. En Holla ziet dat schoonheid in waarde stijgt op de westerse arbeidsmarkt. Die is namelijk steeds meer servicegericht. Representatie wordt belangrijker. “Voor steeds meer werk moeten we er goed uitzien”, legt Holla uit. En met ‘goed’ wordt nog vaak bedoeld: jong en mager met lange benen.

Hoe is die ongelijkheid als gevolg van schoonheidsverschillen te stoppen? “Er is een manier,” zegt Holla. Hoe nauwer het schoonheidsideaal hoe meer mensen er buiten de boot vallen. “Ongelijkheid valt dus terug te dringen door de schoonheidsidealen open te breken, en de hegemonie van schoonheid tegen te gaan.”

Breek de schoonheidsidealen open!

“De mensen die hier een belangrijke rol in spelen,” zegt Holla, “zijn beleidsmakers, culturele gatekeepers en smaakmakers in belangrijke industrieën. En niet in de laatste plaats: activisten.”

Een van die activisten is Janice Deul. Op de website DiversityRules laten Deul en anderen zien hoe het eigenlijk zou moeten. Hoe sommige tijdschriften succesvol bijdragen aan een inclusiever en meer divers beeld van wat schoonheid is. Ze deelt foto’s en achtergrondverhalen van plussize models, mensen van diverse achtergronden en modellen met een handicap. Ze noemt voorbeelden als Adut Akeche, de Nederlandse Adama Jobe, en Ellie Goldstein. “In de wereld is namelijk veel meer te zien dan de jonge, slanke, witte dame”, predikt Deul. Van dat stereotype beeld van een model moeten we af. “Volgens mij is de enige eis die je aan modellen kunt stellen de eis: ‘kun je model staan? Kun je poseren? Kun je de catwalk lopen?’”

Foto door AllGo - An app for plus size people

Liefde overstemt

Deul is positief gestemd over de toekomst. Ze ziet al steeds meer toonaangevende modehuizen en magazines die het goed begrepen hebben. Namelijk dat schoonheid niets te maken heeft met idealen en veel meer te maken heeft met je durven te laten zien, en je durven te laten ontroeren. Schoonheid ontdek je beter met warme ogen. “Kijk met je hart”, raadt Woertman aan. “Want als je met je hart kijkt, verdingelijk je niet.” Woertman: “Besef je het wonder dat we allemaal twee ogen, een neus en lippen hebben, maar dat we er allemaal anders uitzien. Je bent al mooi in jouw uniciteit.”

Jongvolwassen ervaren een enorme druk om de beste versie van zichzelf te zijn. Helaas zijn depressieve klachten een veel voorkomend gevolg. Ligt het probleem in het individu of is er iets anders aan de hand?
Leestijd 3 minuten — Wo 9 september 2020
Movies & Science

Na het kijken van de documentaire 'In het hoofd van mijn zusje' werd ik even teruggevoerd naar toen ik 18 was. Met mijn HAVO-diploma net op zak, maak ik een keuze: ik neem een jaar vrijaf. Ik ga een nieuwe taal leren, de perfecte studiekeuze maken en beginnen met mijn ambitie iets achter te laten op de aarde. Mijn tussenjaar verstrijkt en er groeit een besef: als alles mogelijk is, wat moet ik dan kiezen? Tijd vrijaf nemen voelt steeds meer als tijd lenen. Ik kreeg last van keuzestress, of misschien beter gezegd: keuzeverlamming. Precies dat is een van de thema’s in de documentaire, die vertoond werd in de Movies & science serie ‘Jong en kwetsbaar’. Filmmaker Ingrid Kamerling gaat in deze docu op zoek naar antwoorden om beter te begrijpen waarom haar jongere zusje Vivian zichzelf doodde. Vivian worstelde met perfectionisme en keuzestress en volgens haar psycholoog vertoonde ze tekenen van een beginnende depressie. Wat gebeurde er met Vivian? Zat het in haar genen, kwam het door de samenleving, of misschien allebei? Volgens filosoof dr. Bert Van den Bergh (De Haagse Hogeschool) staat de casus van Vivian niet op zichzelf. Het toont een breder probleem in onze samenleving, een probleem dat ons depressief maakt.

Ambitie, perfectie en authenticiteit

In de documentaire leren we Vivian kennen door de ogen van haar zus, haar ouders en haar vrienden. Ook horen we haar eigen woorden voorbij komen in oude dagboekfragmenten. Vivian lijkt vaak midden in de wereld te staan en belichaamt het toonbeeld van ambitie. Cum laude afgestudeerd, reizen gemaakt door India, Zuid-Afrika en Namibië, aangenomen bij een mooie traineeship. In andere fragmenten wordt echter duidelijk dat ze een schaduw met zich meedraagt. Een gevoel dat zegt: het is nooit goed genoeg. Een gevoel dat bekend is voor veel van haar leeftijdsgenoten. Die schaduw maakt haar eenzaam. Vivian laat de buitenwereld een sterke versie van zichzelf zien, de gevoelige, twijfelende kant houdt ze het liefst verborgen. Reflecterend op het leven van Vivian, stelt haar vader dat angst en depressieve gevoelens vaker voorkomen in hun familie. Was haar lot genetisch bepaald? De moeder van Vivian neigt naar een andere verklaring. Hardop vraagt ze zich af of Vivian wellicht beter had gefloreerd in een wat vriendelijkere maatschappij. Het maakbaarheidsideaal in onze maatschappij, legt een grote druk op jongeren om continu de beste versie van hunzelf te zijn. En daar had Vivian moeite mee, deelt haar moeder met de camera.

De samenleving vraagt van mensen om een ambitieus, perfect en authentiek eiland te zijn.

Existentieel isolement

Het zelf kunnen doen, op jezelf zijn, jezelf zijn, jezelf. Bedachtzaam somt Van den Bergh de individualistische termen op tijdens het nagesprek. Hij onderschrijft de theorie van de moeder van Vivian. ‘Er zit iets in onze cultuur wat ons eenzaam maakt’, stelt de filosoof. De samenleving vraagt van mensen om een ambitieus, perfect en authentiek eiland te zijn. Saamhorigheid is een waarde die in onze liberale samenleving verpakt als een gemene competitie, vindt hij. We mogen een collectief zijn op weg naar onze doelen, maar uiteindelijk streef je als individu naar de hoofdprijs: de succesvolste versie van jezelf die je maar kunt bereiken. Loopt de druk te hoog op, dan treedt er een fenomeen op dat Van den Bergh ‘existentieel isolement’ noemt: geen gevoelsmatige afstemming meer op de wereld om ons heen. Die ervaring kenmerkt mensen die in een depressie zitten. Van den Bergh staat dan ook kritisch tegenover het reduceren van depressie tot alleen een cognitief, individueel probleem. Natuurlijk spelen stofjes in onze hersenen een rol, maar er moet ook gezocht worden naar verklaringen die stoelen op de invloed van onze samenleving. Het contact met mensen, met spullen, met jezelf is boven alles gevoelsmatig.

‘De Zwarte Hond’

We zien een hand die langzaam grijpende bewegingen maakt aan het einde van de documentaire. Ongrijpbaarheid van de angstige gevoelens in Vivians’ hoofd, geen houvast meer kunnen vinden; het beeld roept meerdere associaties op. Het lijkt een perfect passende metafoor voor de eenzaamheid en het ontbreken van afstemming op de wereld waar Van den Bergh het over heeft. Hoe nu verder? Waar ligt het begin van een oplossing voor een diepgeworteld probleem? Allereerst is het belangrijk te beseffen dat depressie een relationeel probleem is en geen individueel probleem, stelt Van den Bergh. Daarnaast is het effectief de vraag te stellen wat je zelf kunt doen. Van den Bergh verwijst naar de ‘zwarte hond’, zijn metafoor voor gevoelens van disconnectie en depressie. Als deze op bezoek komt, zijn mensen geneigd zichzelf te ‘verwennen’. Het bezoeken van een festival, online shoppen, snelle afleiding. ‘Maar probeer eens wat te doen voor een ander’, stelt Van den Bergh voor, en ‘zoek de connectie op!’. Ik zou daar zelf aan toe willen voegen: aai die zwarte hond over z’n bol, accepteer dat ‘ie er is, en misschien het belangrijkst: geef je eraan over.

De invloedrijke filosoof Daniel Dennet noemde het “het beste idee dat iemand ooit heeft gehad.” De evolutietheorie. Veel mensen denken dat die begon en eindigde in het hoofd van Charles Darwin. Maar ook de evolutietheorie moest evolueren.
Leestijd 4 minuten — Do 3 september 2020
Dát is nou evolutie!

De jonge Darwin moet zijn ogen uit hebben gekeken. Op zijn tweeëntwintigste ging hij aan boord op de HMS Beagle. In bijna vijf jaar zeilde hij over de hele wereld. Langs het Andesgebergte in Zuid-Amerika, de eilanden in de Stille Oceaan, en dan door naar de kusten van Australië en Zuid-Afrika. De natuurfenomenen die hij alleen kende van boeken en musea lagen nu in volle pracht voor hem. “Endless forms most beautiful and most wonderful. ” Zo zou hij het later beschrijven in zijn bekendste boek On the origin of species. Op die reis ontstond het begin van wat vaak zijn ‘grote idee’ wordt genoemd: al het leven op aarde stamt af van een gezamenlijke voorouder. Soorten vormen zich door natuurlijke selectie. Met andere woorden: de evolutietheorie.

Maar het grote idee van Darwin ontstond niet plotsklaps, uit het niets, op die reis. Dat beeld is verkeerd, stelt evolutiebioloog Edwin Pos (UU). “Het is niet alsof Darwin in zijn eentje boven een kopje koffie zat en ineens dacht: ‘Ha! Dat is een goed idee, dat schrijf ik op!”, aldus Pos. Door de evolutieleer te profileren als een eurekamoment van een enkel persoon doe je het tekort. Dan is het net alsof je het idee ook net zo makkelijk niet kunt geloven. In zijn lezing De evolutietheorie voor mensen met haast legt Pos uit hoe de evolutietheorie begon en groeide.

De ideeën van opa Darwin

Al 550 jaar voor Christus bedacht de natuurfilosoof Anaximander dat het vroege leven er anders uit zou hebben gezien dan het leven nu. De aarde was oorspronkelijk vloeibaar, dacht hij. De eerste dieren moeten dus vissen zijn geweest. Pas later zouden dieren zich aanpassen aan het land. Daarmee had hij al de kern van de evolutietheorie te pakken: al het leven stamt af van een gemeenschappelijke voorouder. In de zeventiende en achttiende eeuw dachten steeds meer wetenschappers na over het leven als iets dat verandert. Natuurfilosofen ontdekten een samenhang tussen soorten. Paleontologen beschreven soorten die ooit leefden, maar nu uitgestorven waren. Eén van die wetenschappers was Erasmus Darwin, de opa van Charles. Hij beschreef al hoe alle warmbloedige zoogdieren één oorsprong zouden moeten hebben. Darwin zou de ideeën van al die voorgangers in zijn theorie verwerken.

“I think”

Op zijn wereldreis zou Charles Darwin die ideeën in levenden lijve ervaren. De ene maand onderzocht hij fossielen van uitgestorven reuzenluiaarden en de volgende maand bestudeerde hij de huidige luiaardsoorten. Met eigen ogen zag hij sporen van strandformaties hoog in het Andesgebergte. “Waar nu bergen zijn, was vroeger oceaan”, vertelt Pos. “Dat was al beschreven door een van Darwins voorgangers, paleontoloog Charles Lyell.” Met andere woorden: de wereld veranderde en het leven evolueerde mee. De wetenschapswereld was al heel dichtbij het ‘grote idee’.

Vanuit de Beagle stuurde Darwin specimens van dieren en planten naar Cambridge en correspondeerde met ornithologen en botanisten over de interpretatie. Eenmaal thuis verliep de uitwerking van het idee zorgvuldig. Pos: “In 1842 schreef Darwin een eerste schets van On the origin of species. Die was 35 pagina’s lang. Twee jaar later had hij slechts zeven pagina’s meer.” Ook leek Darwin niet plotsklaps overtuigd van zijn eigen idee. In het dagboek van zijn reis met de Beagle tekende hij voor het eerst uit welke verbindingen hij zag. “De eerste fylogenetische boom,” legt Pos uit. Een boom die de verwantschap van de soorten laat zien, en liet zien dat soorten een gezamenlijke voorouder hebben. “I think”, zette Darwin erbij. Alsof hij de weerga van zijn grote idee nog niet helemaal kon bevatten.

Scan van de pagina uit Darwins dagboek met de fylogenetische boom en de opmerking "I think".

Pas twintig jaar na zijn reis had hij een boekwerk van 500 pagina’s geschreven, waarin hij zijn idee minutieus onderbouwde. Ook tijdens het schrijfwerk liet Darwin veel invloeden van collega’s toe. Het meest bekend is collega Alfred Russel Wallace. Hij publiceerde één jaar voor On the origin of species een essay waarin hij beschreef hoe diersoorten langzaam van elkaar gaan afwijken. Darwin en Wallace schreven elkaar veel. “Hij gebruikte zelf termen uit het essay van Wallace als subtitels voor zijn boek”, vertelt Pos. Opnieuw blijkt de evolutietheorie het resultaat van vele invloeden.

De moderne synthese

Na de publicatie van Darwins grote werk hebben nog veel wetenschappers de evolutietheorie beïnvloed. Darwin had nog nooit van DNA gehoord, dus hij kon bijvoorbeeld de mechanismen achter overerfbaarheid nog niet verklaren. “Gregor Mendel experimenteerde daarvoor bijvoorbeeld eindeloos met erwtjes”, legt Pos uit. “Thomas Morgan experimenteerde met fruitvliegjes.” Al dat werk zou samen komen om de evolutietheorie uit te werken. Biologen spreken nu vaak van De moderne synthese. Het staat voor de overkoepelende theorie die verklaart hoe het leven op aarde verbonden is door evolutie, en werd beschreven in de jaren 40. Ook vandaag de dag onderzoeken biologen (onder wie Edwin Pos) nog de logica achter de veelzijdigheid van het leven. Hoe snel diersoorten bijvoorbeeld evolueren. En hoe groot de invloed van kans is op hoe een soort verandert.

De evolutietheorie is niet zomaar een idee van een man die Charles heette, die op een bootje rond de wereld zeilde. Het idee groeide over de tijd. De theorie draagt de invloeden van grote denkers van voor Darwins tijd, en kreeg vorm door collega’s zoals Wallace. Nieuwe ontdekkingen zoals de werkingen van overerfbaarheid hebben hun impact achteraf gehad op de evolutieleer. En zo vormde het zich geleidelijk tot de theorie die het bestaan van al het wonderschone leven op aarde kon verklaren. Dixit Darwin: “Endless forms most beautiful and wonderful, have, and are being, evolved.

Wil je deze ontstaansgeschiedenis uitgebreider horen? En wil je weten hoe evolutie precies werkt? Kijk dan hier de lezing van Edwin Pos terug.

De genocide van Srebrenica vond vijfentwintig jaar geleden plaats, maar leeft nog steeds. Hoe kunnen we de trauma’s van de Joegoslavische burgeroorlog verwerken? Nederland en Europa zoeken nog naar een goede manier.
Leestijd 2 minuten — Ma 6 juli 2020
Duister verleden

In de zomer van 1995 ging het helemaal mis. De burgeroorlog in Joegoslavië woedde al vier jaar. Servische orthodoxe christenen, Bosnische moslims en Kroatische katholieken vechten er om territorium. In deelstaat Bosnië, dicht bij de grens van deelstaat Servië, ligt Srebrenica. De Verenigde Naties (VN) maakten van Srebrenica een safe zone en bewaakten het met vredesoldaten. Er zou niet gevochten worden en de bevolking was er veilig. Dat mislukte volledig. Servische soldaten vonden hun weg de stad in en pleegden er een gruwelijke genocide, de grootste in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Meer dan 8000 moslimmannen en jongens werden vermoord.

Vijfentwintig jaar na dato moet Europa de genocide nog steeds verwerken. De VN-soldaten die Srebrenica hadden moeten bewaken kwamen voor een groot deel uit Nederland. Thom Karremans was de commandant van dat Nederlandse bataljon. Coen Verbraak interviewde hem onlangs voor de NRC. Gevraagd naar zijn verantwoordelijkheid voor de genocide, antwoordt Karremans: ”Vooropgesteld: Ik ben de eerste om te zeggen dat wij het daar niet goed gedaan hebben. Die missie is hopeloos mislukt. Maar ik kon op dat moment niets méér doen dan wat ik gedaan heb.”

Bij wie ligt de verantwoordelijkheid? In de lezing Het spook Srebrenica sprak politicoloog dr. Erna Rijsdijk (Nederlandse Defensie Academia). Zij noemt de manier waarop de val van Srebrenica doorleeft in onze samenleving een spook: diffuus, ongrijpbaar, maar wel aanwezig. Nederland deed al eerder pogingen om het spook te bezweren. Een officieel rapport uit 2016 beschreef de situatie in Srebrenica als onvoorspelbaar, en de fouten van de Nederlandse militairen als onontkoombaar. Maar Rijsdijk legt uit dat die pogingen nog niet voldoen. Wanneer we de val van Srebrenica in perspectief van de gehele Bosnische burgeroorlog plaatsen, stelt ze, is het onmogelijk de massamoord in Srebrenica te zien als een onvoorspelbare gebeurtenis. Kijk de lezing van Erna Rijsdijk hier terug of lees het blog erover hier.

"Ik wil dat we hiervan leren. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?” Dat zegt Alma Mustafic. Zij is opgegroeid in Srebrenica en was 14 jaar toen haar vader Rizo tijdens de val van de enclave werd vermoord. Ze is één van de hoofdpersonen in een nieuwe, achtdelige podcast over Srebrenica. Zij verwoordt de reden waarom de herinneringen en analyses van vandaag zo nodig zijn: “Laten we niet roepen: 'nooit meer' en dat het vijftig jaar later weer gebeurt. Pas als we genocide begrijpen - wat het is, hoe het begint, wat de tekenen zijn - pas dan zijn we in staat om er wat van te leren en om genocide te voorkomen."

Pagina's