De opvanglocatie voor asielzoekers in Ter Apel zit overvol, maar andere gemeenten staan niet bepaald te trappelen om zelf een azc op te zetten. Dat moet hen nu worden verplicht, vinden twee adviesraden. Wat gaat er mis in ons vluchtelingenbeleid?
Leestijd 2 minuten — Wo 15 juni 2022

Op dit moment is het Rijk verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Opvangorganisatie COA zoekt namens het Rijk plekken waar asielzoekerscentra kunnen komen, en is daarvoor afhankelijk van gemeenten die zich hier vrijwillig voor aanbieden. Twee adviesraden vinden nu dat alle gemeenten verplicht moeten worden om kansrijke asielzoekers op te vangen, schrijft de NOS. Iedere gemeente moet dan op basis van het aantal inwoners een aantal asielzoekers opvangen, waarbij de gemeente zelf meer ruimte krijgt om de opvang op hun manier te regelen.

Op dit moment zit de opvanglocatie in Ter Apel overvol en zijn er in de rest van het land te weinig opvangplekken beschikbaar voor het aantal asielzoekers dat Nederland binnenkomt. Als gevolg moeten mensen in Ter Apel in tenten of op stoelen slapen. Volgens bestuurskundige dr. Karin Geuijen (UU) wordt er over de problemen in het asielbeleid al 20 à 25 jaar lang gezegd dat ‘het zo niet verder kan’, maar is er in al die tijd nog niks aan het beleid veranderd om deze problemen op te lossen.

Eén van de redenen voor het tekort aan plekken is dat er wordt bezuinigd op het IND en COA op het moment dat er minder vluchtelingen Nederland binnenkomen. Omdat het nauwelijks te voorspellen valt wanneer er weer opgeschaald moet worden, zorgt dit bij een nieuwe vluchtelingenstroom voor crisissituaties. Volgens het advies moet dat nu dus écht anders. Geuijen sprak over de achtergrond van het huidige vluchtelingenbeleid, de verschillende problemen die hierin spelen, en hoe het anders kan. Geuijen: “We hebben het nooit anders geprobeerd, dus we weten ook niet hoe het uitpakt als we het beleid omgooien”. Wil je meer weten over het asielbeleid in Nederland? Kijk De Duiders met dr. Karin Geuijen dan hier terug.

Mens en hond leven al eeuwenlang met elkaar samen. Wat moet er van ze worden als de mens plots zou verdwijnen? En wat kunnen we daarvan leren over de verhouding tussen mens, maatschappij en dier?
Leestijd 2 minuten — Di 2 november 2021
Tegen de stroom in

Stel je voor: een wereld met alleen honden, zonder de aanwezigheid van de mens. Dit gedachte-experiment werd in 2018 al uitgevoerd door regisseur Wes Anderson. In zijn stopmotionfilm ‘Isle of Dogs’ worden honden aan hun lot overgelaten op een afgelegen eiland. Een fictief, fantasierijk verhaal vol absurde wendingen.

Toch kan een dergelijk verhaal ook onderdeel zijn van serieus wetenschappelijk onderzoek. In de speculatieve biologie zijn wetenschappelijk onderbouwde gedachtenexperimenten dé methode voor onderzoek naar de wereld van de toekomst. Bio-ethicus Jessica Pierce en bioloog prof. Marc Bekoff (University of Colorado) zochten uit wat er van de hond terecht zou komen zonder aanwezigheid van de mens op aarde. Hun bevindingen zijn te lezen in het boek ‘A Dog’s World: Imagining the Lives of Dogs in a World without Humans. Het tijdschrift Aeon publiceerde een artikel over het onderwerp. Zijn honden beter af zonder ons?

Voordat de auteurs hun blik richten op een mensloze toekomst, schetsen ze hoe het leven van honden en mensen op dit moment met elkaar zijn vervlochten. Grofweg twintig procent van alle honden wereldwijd wordt als huisdier gehouden. De overige tachtig procent loopt los rond. Op straat, door stad of dorp of in het wild. Toch hebben ze allen de mens nodig om in leven te blijven. Om aan eten te komen zijn de meeste honden nog afhankelijk van voedertijden, plakjes worst van welwillende voorbijgangers en afvalrestjes. Verdwijnt de mens, dan valt hun voornaamste voedselbron weg.

Zal de soort zonder ons voedsel kunnen overleven? Volgens Pierce en Bekoff wel. Wanneer de mens uit hun leven verdwijnt, zullen honden zich langzaam aanpassen aan de nieuwe situatie. Bijvoorbeeld in hun gedrag. De posthumane hond kan niet meer rekenen op de dagelijkse brokjes op regelmatige tijdstippen. Er zal dus gejaagd moeten worden op prooien. Gelukkig zijn honden familie van wilde dieren als de wolf en jakhals, en zijn ze hun jagersinstincten nog niet volledig vergeten. Vanuit de noodzaak om niet te verhongeren, zal de soort deze vaardigheden geleidelijk weer aanscherpen. Daarnaast zal de posthumane hond er anders uitzien. Harige, zwiepende staarten, pluizige hangoren en korte pootjes zijn niet handig tijdens een zoektocht naar voedsel. En zijn grote, smekende puppy-ogen nog wel van nut in het wild, zonder mensen die ervoor zwichten en een extra portie opscheppen?

Hoe het gedrag en uiterlijk van de hond precies zullen veranderen als de mens verdwijnt is niet exact te voorspellen. Maar belangrijker dan een precieze voorspelling is dat dit gedachte-experiment een spiegel biedt voor onze huidige relatie met honden. Het onderzoek laat zien hoe groot de impact is van menselijk handelen. Wij beïnvloeden voor een groot deel hoe honden eruit zien en hoe ze zich gedragen. Onze kijk op honden is antropocentrisch en instrumenteel: honden zijn onze huisdieren, onze vrolijke trouwe viervoeters. En zolang wij ze blijven voeren en aanhalen, zullen ze dat blijven. In een mensloze wereld zal de hond aan veiligheid, zekerheid en bescherming moeten missen. Geen onderdak, speelkameraadjes en medische zorg als dat nodig is. Toch verwachten Pierce en Bekoff meer voordelen voor het dier dan nadelen. Zonder de mens heeft de hond onder andere meer vrijheid om te bewegen, om een eigen partner te kiezen om mee te paren, beter ontwikkelde zintuigen en minder hinder van obesitas. Vanuit hun perspectief gezien, zijn ze beter af zonder ons, concluderen de onderzoekers

Uiteraard kan deze denkwijze breder worden getrokken. Kunnen we onszelf bijvoorbeeld aanleren om het dierenperspectief in ogenschouw te nemen in de veehouderij? Ook daar hebben we te maken met een kloof tussen nut voor de mens en de autonomie van het dier. In 2017 liet dierenwelzijnsonderzoeker dr. Hans Hopster (WUR) zien hoe onze omgang met veedieren zich in vijftig jaar ontwikkelde. Hij legde uit hoe de wet, de markt en sociale normen bepalen hoe de keten van vee naar product eruitziet. Maar waar is het perspectief van het dier? Nemen we dat mee, dan zou de industrie er heel anders uitzien. Met bijvoorbeeld meer bewegingsvrijheid en meer ruimte voor dieren om zelf te bepalen wanneer ze eten, drinken en slapen. Kijk de opname hier terug.

Nieuw onderzoek laat zien dat zeker 65 diersoorten kunnen lachen, waaronder mensapen, orka’s en vogels. Maar hebben deze dieren dan net als mensen ook humor? Wat vertelt dit onderzoek ons?
Leestijd 2 minuten — Wo 23 juni 2021

“Lachen is gezond”, horen we vaak – ook al is het nog niet helemaal duidelijk waarom. Volgens evolutiebiologen lachen we om onze vriendschappelijke intenties over te brengen tijdens sociale interacties. Wij zijn daarin lang niet de enige, zo blijkt uit een recente vergelijkingsstudie van onderzoekers van de universiteit van Californië. Zeker 65 diersoorten kunnen lachen, waaronder mensapen, vossen, koeien en vogels. Vrijwel de meeste diersoorten lachen volgens de onderzoekers zacht en onopvallend, zoals de korte piepjes van de rat of het gegrinnik van de mensaap. De mens, de zeehond en de Nieuw-Zeelandse papegaai kennen duidelijk minder schaamte en lachen hardop. Een lachende olifant stoot zelfs een trompetgeluid uit dat op 2 kilometer afstand te horen is. Wat vertelt dit dierengelach ons over de evolutie en functie van deze uiting van emotie? 

“Een mens lacht heel merkwaardig. We beginnen met een salvo van uitademingsblaffen met wijd open mond. Dan komen we in een verkrampte toestand; we stikken van het lachen. En na een inademingsgier beginnen we aan een nieuw salvo.” 
- Gedragsbioloog Jan van Hooff 

Spelen

Vaak is een lach een signaal dat de interactie of het spelen bevalt en dat ze daar graag mee door willen gaan. Zo hijgt een mensaap als een teken dat hij zich inspant, in de hoop dat zijn speelmaatje ook blijft investeren in hun speelkwartier. Auteur en PhD-student Sasha Winkler vertelt in de Volkskrant: “Dat maakt duidelijk dat lachen een functie heeft. De lachgeluiden geven aan dat hun gedrag niet agressief, maar speels bedoeld is”. Cognitief wetenschapper prof. Greg Bryant, ook verbonden aan de studie, vult aan: “Dit laat zien hoe een fenomeen waarvan we eerst dachten dat het menseigen was, nauw verbonden blijkt te zijn met gedrag dat we delen met diersoorten die tientallen miljoenen jaren van mensen zijn gescheiden.” Maar kennen deze diersoorten dan ook humor? 

Humor

“Ons soort beestjes, dan heb ik het over mensapen en aanverwanten, vertonen zeker vergelijkbaar gedrag. Zo kunnen zij lachen, soortgenoten beetnemen en grapjes maken,” vertelt gedragsbioloog prof. dr. Jan van Hooff in het Science Café over humor. Maar, tot nu toe is er geen bewijs dat dieren soortgelijke humor hebben zoals mensen dat kennen. Het lachen bij dieren komt enkel tot uiting bij het spelen. En daar zit een groot verschil met ons mensen. Zo kunnen wij ook lachen om zelfspot, om leedvermaak, of om de slechte grappen van onze ouders. Of om een filmpje van "lachende dieren"

Meer weten over ‘menselijke’ emoties bij dieren? Kijk dan de lezing Lachende apen? van pedagoog dr. Bas Levering terug. 

Je kunt het bijna niet gemist hebben...afgelopen zondag was de eerste wedstrijd van het Nederlands elftal op het EK2021. Maar liefst 5,5 miljoen Oranjesupporters zag de overwinning op Oekraïne. Waar komt die voorliefde voor het voetbal toch vandaan?
Leestijd 2 minuten — Di 15 juni 2021

Zondagavond 13 juni 2021, 21.00u: het fluitje klonk en onder luid live-applaus begon de eerste EK-voetbalwedstrijd voor het Nederlands elftal. Dat was lang geleden. Zowel bij het EK van 2014 en het WK van 2018 kwam het elftal de kwalificatierondes niet door. Maar afgelopen zondag, na een roerig jaar uitstel, was het dan zover. En hoewel de voetbalkoorts dit jaar maar langzaam opkwam in ons land, kleurden de straten toch op tijd oranje. De grote schermen op publieke pleinen waren dit jaar niet toegestaan in verband met de coronamaatregelen, maar zelfs daar zijn oplossingen voor gevonden: vintage radio’s op de terrastafels. Ook in tuinen zette mensen de televisie buiten en werd het met bier, chips en bitterballen toch een gezellige avond.

En dat bleek. Maar liefst 5,5 miljoen mensen zagen hoe Denzel Dumfries de winnende goal scoorde en hoe Nederland de eerste overwinning binnenhaalde. Van jong tot oud zitten mensen in oranje outfits voor de tv als 'Ons Oranje' speelt, maar enkel bij het voetbal. Zo werden dit weekend de Nederlandse hockeyvrouwen én mannen Europees kampioen, maar bleven de kijkcijfers voor die wedstrijden steken op minder dan 1 miljoen. Waarom raken zo veel mensen in de ban van voetbal?

Sportiefste religie op aarde

Antropoloog prof. dr. Yme Kuiper (RUG) heeft daar wel een antwoord op. In de lezing ‘Sport & Antropologie – De magie van voetbal’ vertelt hij over de belangrijke plaats die voetbal inneemt in de samenleving en cultuur. Niet alleen in ons eigen land, maar over de hele wereld staat de sport op een voetstuk. “Voetbal kan je zien als de sportiefste religie op aarde,” vertelt Kuiper. Er zijn inderdaad veel overeenkomsten: het stadion als tempel, het vereren van sterspelers, het zingen van liederen en het gevoel te behoren tot een groep. Kuiper vervolgt: “Religie en voetbal vertegenwoordigen daarnaast dezelfde velden in de samenleving en cultuur, en in zo’n veld weerspiegelen zich allerlei maatschappelijke verschijnselen.”

Kuiper legt uit dat voor veel mensen voetbal de metafoor voor het leven, het succes en de hoop is geworden. En precies daarin zit de aantrekkingskracht: als je voetbalt of voetbal kijkt, dan kan alles. Voetbal verenigt en zorgt voor nationale solidariteit. En voor die negentig minuten, zijn we voor even allemaal één.

Velen beweren ooit een ufo te hebben gespot. Eind juni komt er een officieel Amerikaans rapport over onverklaarde verschijnselen. Nu zijn de eerste resultaten zijn gelekt. Geeft het uitsluitsel over het al dan niet bestaan van buitenaards leven?
Leestijd 2 minuten — Wo 9 juni 2021

Het is een vraag die ons al eeuwen fascineert: bestaat er elders in het heelal buitenaards leven? Ons Melkwegstelsel is slechts één van de biljoenen sterrenstelsels, dus het kan toch niet zo zijn dat wij de enige levende wezens zijn? Ook voor boeken en films is het buitenaardse een onuitputtelijke inspiratiebron. Toch blijft het niet alleen bij verzonnen verhalen, vol vliegende schotels en groene mannetjes met langgerekte hoofden. Er zijn tientallen ufo waarnemingen bekend, ook in Nederland. Het Amerikaanse leger heeft vorig jaar officieel bevestigd dat soldaten onverklaarbare dingen in het luchtruim hebben gezien. Eind deze maand presenteert de Amerikaanse overheid een grootschalig onderzoek naar deze en meer onverklaarbare verschijnselen. Nu zijn de eerste resultaten gelekt.

Het rapport van de Unidentified Aerial Phenomena Task Force (UAPTF), onder leiding van de inlichtingendienst van Amerikaanse marine, bevat meer dan 120 incidenten waarbij ‘iets’ is betrokken waarvan de oorsprong niet bekend is. De observaties zijn dus niet toe te schrijven aan al bekende Amerikaanse militaire technologie of andere overheidstechnologie, zo schrijft The New York Times. Maar, volgens anonieme bronnen, blijven er nog altijd meerdere verklaringen mogelijk voor de raadselachtige fenomenen, bijvoorbeeld experimentele technologieën uit Rusland of China. Het is dus niet meer dan logisch dat het Amerikaanse leger de vermeende ufo waarnemingen onderzoekt, vertelt ufo-scepticus Pepijn van Erp in een artikel van de Volkskrant: “Dat is een kwestie van nationale veiligheid. Je wilt zeker weten dat dit geen Chinese spionagedrones zijn. Ik zie dit soort beelden vooral als spannende puzzels die om een oplossing vragen.” Voor nu is dit buitengewone raadsel nog steeds niet opgelost.

Eeuwenoud mysterie

In de lezing ‘Marsmannetjes en leven in het zonnestelsel’ vertelt wetenschapsjournalist Govert Schilling dat de vraag of er leven bestaat buiten onze planeet ook onze verre voorouders al bezighield. Zo wordt het boek ‘Somnium’ van Johannes Kepler, dat rond 1611 geschreven werd, tegenwoordig ervaren al het eerste echte science fiction boek. Kepler, astronoom en mysticus, zag andere werelden als iets waar je ook op kan bewegen. Ook Christiaan Huijgens (1626-1695) was er van overtuigd dat andere werelden ook bewoond zouden zijn. En toen Mars in 1877 van dichtbij door telescopen bekeken kon worden, ontstonden de eerste ideeën over wraakzuchtige marsmannetjes.

Langzaam komen we steeds meer te weten over het heelal en de planeten om ons heen. Recent landde robotverkenner Perseverance nog succesvol op het oppervlak van Mars, op zoek naar de eerste tekenen van leven hier op de rode planeet. Volgens dr. Daphne Stam zijn wij zeker niet alleen, maar wel eenzaam en onvindbaar. In de reeks Iets nieuws onder de zon vertelt zij verder over de mogelijkheid van buitenaards leven. En die ufo's? Voor nu blijven ze wat ze waren: ongeïdentificeerd.

Rapper Lil’ Kleine wordt verdacht van mishandeling. Hij zou zijn verloofde Jaimie Vaes hebben geslagen. Na de reactie van de pers en publiek op het voorval, vroegen ze om tijd en rust. Toch zou er niet minder, maar meer aandacht moeten zijn.
Leestijd 2 minuten — Di 1 juni 2021

Wat een ontspannen vakantie op Ibiza zou moeten zijn voor rapper Lil’ Kleine en zijn verloofde Jaimie Vaes, veranderde zondagnacht 22 mei in een nachtmerrie. Vaes rende toen ‘gewond en bebloed’ en met gescheurde kleding de hotellobby binnen. Haar telefoon en de hotelkamer zouden door Lil’ Kleine zijn vernield. Ze zou door hem op haar hoofd zijn geslagen met een wijnfles; er waren drugs in het spel. Je gaat zo met heel andere oren naar het nummer ‘Drank en Drugs’ luisteren.

Na een nacht in de Spaanse cel, werd de rapper voorwaardelijk vrijgelaten: er zou onvoldoende bewijs zijn. Niet veel later bracht het stel een gezamenlijk statement naar buiten waarin ze te kennen gaven dat “de geruchten die rondgaan omtrent dit incident absoluut niet waar [zijn]”. Ze zeggen verder veel van elkaar te houden en vragen om tijd en rust om de “gebeurtenissen” te verwerken. Dat is hoe het vaak gaat in dit soort situaties, vertelt prof. dr. Renée Römkens in het NRC: “We behandelen partnergeweld als een hyperindividueel probleem, waar buitenstaanders buiten moeten blijven.” Maar, benadrukt ze, hoewel het zich in de privésfeer afspeelt, is het tegelijkertijd een maatschappelijk probleem – verbonden met maatschappelijke issues.

Gender-gerelateerd geweld

Politiek socioloog Suzanne Bouma (Atria) is het hiermee eens. Ze vertelt in de lezing ‘Als je thuis niet veilig bent’ dat deze misvatting al begint bij de termen die de media gebruikt om partnergeweld te beschrijven. Ze spreken van ‘incidenten in de relationele sfeer’ of ‘huiselijk geweld’. Deze termen impliceren dat het hier slechts om een privéprobleem gaat. Maar “in de meeste gevallen (…) zit er een patroon achter dat zich herhaalt, waarin de man controle wil hebben over de vrouw,” legt ze uit. Uit grootschalig onderzoek van onderzoeksinstituut WODC uit 2019 blijkt inderdaad dat vooral vrouwen structureel geweld rapporteren. Daarom spreekt Bouma liever van gender-gerelateerd geweld, omdat partnergeweld tegen vrouwen altijd plaatsvindt tegen de achtergrond van dominante maatschappelijke opvattingen over de rolverdeling van mannen en vrouwen. 

Er is dus meer aan de hand dan je misschien eerst denkt als je over Lil Kleine en Vaes leest in de ‘roddelsectie’ van je favoriete nieuwssite. “Partnergeweld is meer dan de schaduwkant van intimiteit. Het is een zeer complex mechanisme, dat specialistische hulpverlening vereist,” aldus Römkens. Loes Reijmer schrijft hierover in de Volkskrant: “Doen we het af als privékwestie, dan leren daders dat ze ermee wegkomen en zoeken slachtoffers minder snel hulp.” En zolang we dat niet erkennen, hebben we nog een flinke weg te gaan als maatschappij.

Als u slachtoffer, pleger of getuige bent van huiselijk geweld, kunt u (anoniem) hulp krijgen.
Bel Veilig thuis                        0800-2000
Hulplijn seksueel misbruik      0900-999900
Kindertelefoon                         0800-0432

Ruim 140 jaar geleden stopte een botanicus 20 glazen flessen met zaden onder de grond. Dit jaar groeiden er twaalf plantjes uit. Wat vertelt dit experiment ons?
Leestijd 2 minuten — Wo 26 mei 2021

In 1879 begroef de Amerikaanse botanicus William James Beal zaden van meer dan twintig soorten planten in glazen flessen onder de campus van Michigan State University. Wat begon als een poging om de kiemkracht van de zaden te meten, groeide uit tot een van de langstlopende experimenten ter wereld. Elke twintig jaar keren onderzoekers terug naar deze zadenbank en graven de glazen flessen op. Zo ook in april dit jaar. De zaden werden opnieuw geplant, bewaterd en onderzocht. Niet veel later ontsproten er twaalf plantjes.

Over de hele wereld bestaan zadenbanken, zoals de bekende wereldzadenbank op Spitsbergen – ook wel de Ark van Noach genoemd. Deze opslagplaatsen bevatten soms wel tienduizenden zaden om de biodiversiteit van plantenrassen te waarborgen. Mocht er dan een ramp plaatsvinden waarbij veel planten uitsterven, dan kunnen de zaden gebruikt worden om ze opnieuw te laten groeien. Maar, zolang we niet weten hoelang zaden levensvatbaar zijn, weten we ook niet hoelang ze nog bruikbaar zijn. Het is daarom niet nieuw dat er onderzoek wordt gedaan naar de levensvatbaar van zaden, maar het feit dat dit al 141 jaar duurt is uniek. Hoogleraar plantenecologie en natuurbescherming Merel Soons (UU) vertelt in een artikel van de Volkskrant: “Het is echt verbazingwekkend dat er dus een klein aantal soorten is dat na meer dan honderd jaar nog kiemt. Dat had ik niet verwacht.”

Experiment in eigen land

Voor natuurherstelmaatregelen is onderzoek naar levensvatbaarheid enorm belangrijk, aldus Soons. Zelf heeft ze ook een uniek experiment opgezet, genaamd BioCLIVE. In 352 bakken zijn grasland-ecosystemen met een verschillende biodiversiteit nagemaakt, bestaande uit 2, 4, 8 of 12 soorten planten. Ze vertelt hierover in de lezing ‘Redt biodiversiteit ons in een veranderd klimaat?’. Door deze kunstmatige ecosystemen bloot te stellen aan toekomstige klimaatomstandigheden, zoals droogte en overstroming, kunnen de effecten op de biodiversiteit onderzocht worden. Dat is niet alleen enorm belangrijk voor de plant en dier, maar ook voor ons mensen, want een grote biodiversiteit stabiliseert een ecosysteem. Er is nog altijd veel dat we niet weten over dit ingewikkelde proces, vertelt Soons verder in haar lezing. En dus blijft elk experiment, hoe klein ook, van groot belang.

Alles wat we eten, wordt in ons lichaam verteerd met behulp van biljoenen micro-organismen. Onderzoek in eeuwenoude poep laat zien hoe dit microbioom zich door de jaren heen heeft aangepast aan ons moderne leven. Wat zijn de consequenties?
Leestijd 2 minuten — Wo 19 mei 2021

We zijn nooit alleen. Letterlijk, want ons lichaam draagt wel anderhalve kilo aan micro-organismen met zich mee. Het merendeel van deze biljoenen bacteriën, schimmels en andere eencelligen bevindt zich in onze darmen. Het is ons microbioom. In het Science Café over poep vertelt microbioloog dr. Clara Belzer (WUR) dat een gezond microbioom niet alleen belangrijk is voor de spijsvertering, maar ook voor een goede werking van het immuunsysteem en de aanmaak van vitamines. Elk mens heeft een uniek microbioom; deels vastgelegd in onze genen, maar voornamelijk bepaald door je omgeving. Wat je eet en drinkt, welke medicatie je gebruikt, of je veel sport of als je ziek bent: het is allemaal terug te vinden in je poep.

Wetenschappers van Harvard University hebben nu onderzoek gedaan naar 1000 tot 2000-jaar oude hopen van versteende uitwerpselen. Deze fossiele drollen heten coprolieten en bevonden zich naast grotachtige openingen aan de voet van hoge rotsen in Utah en Mexico. Door de stabiele temperaturen en droogte op deze woestijnachtige plekken zijn de coprolieten bijzonder goed bewaard gebleven. “Deze versteende uitwerpselen zijn vergelijkbaar met een tijdmachine,” vertelt bioloog Justin Sonnenburg van Stanford University. En dus bieden coprolieten een uniek kijkje in de wereld van toen.

Met uitsterven bedreigd

De wetenschappers hebben acht coprolieten onderzocht. Stukjes DNA uit deze coprolieten werden geïsoleerd en vergeleken met stukjes DNA uit de ontlasting van de moderne mens. Hoewel er best wat stukjes DNA overeenkwamen, vonden ze ook stukjes die ze nog nooit eerder hadden gezien: uitgestorven soorten bacteriën. “In slechts acht monsters uit een relatief beperkte geografie en tijdsperiode vonden we 38% nieuwe soorten,” vertelt auteur en microbioloog Aleksandar Kostic. Blijkbaar zijn we over de jaren dus heel wat bacteriesoorten kwijt geraakt, met name door toenemende welvaart. Betere sanitaire voorzieningen, meer bewerkt voedsel en antibioticagebruik hebben onder andere geleid tot minder microbiële diversiteit in onze darmen. Onderzoek heeft aangetoond dat dat leidt tot een hogere kans op zogenoemde “diseases of civilization”, waaronder diabetes, obesitas en allergieën. Het lijkt er op dat ons lichaam nog niet voldoende tijd heeft gehad om zich goed aan te passen aan het verlies van onze darmbacteriën.

Maar: geen reden tot paniek, vertelt epidemioloog dr. Virissa Lenters (UMCU) in de lezing How our environments impact our health: “we hebben verschillende factoren gevonden die deze negatieve effecten op ons microbioom tegen kunnen gaan. De hoeveelheid groen rondom je huis of werkplek, bijvoorbeeld. Want, hoe groter de biodiversiteit in je omgeving, hoe groter de biodiversiteit in je microbioom.” Ook Kostic is hoopvol. Aan CNN vertelt hij dat een beter beeld van de eeuwenoude darmbacteriën kan leiden tot een gerichte behandeling van welvaartsziekten: “we kunnen mensen mogelijk reseeden met deze darmbacteriën.” En in de tussentijd raadt hij vooral aan de lijfspreuk van onze voorouders te volgen: je bent wat je eet.

Over

Deze serie van vijf artikelen onderzoekt het welzijn van studenten in de huidige coronacrisis. Stagiair Eline Kraaijenvanger gaat in gesprek met studenten en wetenschappers; op zoek naar antwoorden, verklaringen en nuttige tips. Welke impact heeft de coronacrisis op de mentale gezondheid en de ontwikkeling van studenten? Wat doet het met je als je je vrienden al een jaar niet hebt kunnen knuffelen? Hoe bevalt het online-onderwijs eigenlijk? En hoe ziet het “nieuwe normaal” eruit?

---

This series of five articles investigates the wellbeing of students in the current pandemic. Intern Eline Kraaijenvanger talks to students and scientists in search of answers, scientific explanations and useful tips. What impact does the pandemic have on the wellbeing and development of students? How does a lack of touch and intimicy affect you? How do the students like the online classes? And what does the "new normal" look like?

Sinds het uitbreken van de coronacrisis hebben Nederlandse huishoudens “exceptioneel” veel gespaard. Wat blijkt, dit geld kwam vooral terecht op de spaarrekeningen van Nederlanders met een bovenmodaal inkomen. Wat doet deze financiële ongelijkheid met onze maatschappij?
Leestijd 2 minuten — Di 4 mei 2021

De Nederlandse Bank liet het eerder dit jaar al weten: we hebben massaal geld gespaard in 2020. Bijna 42 miljard euro, om precies te zijn. Dat is aanmerkelijk meer dan voorgaande jaren. Zo kwam er in 2019 “slechts” 21 miljard bij en in 2018 minder dan 10 miljard. Deze recordhoeveelheid spaargeld is niet zo gek, want met alle coronarestricties bleef er niet veel over om ons geld aan uit te geven. Een belangrijke kanttekening is dat dit geld vooral is bijgeschreven op de spaarrekeningen van de huishoudens met een bovenmodaal inkomen. ING-hoofdeconoom Marieke Blom legt in een NOS-artikel uit: “Als je iedereen 100 euro geeft, dan zetten mensen met een goed inkomen het vooral op de bank. Lagere inkomens zullen het sneller uitgeven.”

Dus, hoewel het spaargeld bij meer mensen toe- dan afnam, zijn de verschillen tussen hogere en lagere inkomens qua spaarvermogen alleen maar toegenomen. Dit blijkt uit een recente enquête van de Rabobank onder ruim 1500 Nederlanders. Een kwart van de zelfstandig wonende Nederlanders geeft zelfs aan geen of nauwelijks financiële buffers te hebben, ook niet in coronatijd. Hoe erg is dat?

ONGELIJKHEID IS ONGEZOND

Mensen met een lager inkomen kunnen minder gebruik maken van hulpbronnen. Dit kan leiden tot serieuze gevolgen: een slechte gezondheid, obesitas, geweld, drugs, of mentale ziekten. Maar, ongelijkheid is niet alleen een probleem van de armen, legt econoom dr. Robert Went (WWR) uit in de lezing “Hoe ongelijk is Nederland”. Uiteindelijk hebben we als samenleving allemaal last van de negatieve gevolgen. Meer ongelijkheid leidt bijvoorbeeld tot minder opwaartse sociale stijging, minder vertrouwen tussen burgers onderling en minder politiek vertrouwen onder burgers. Daarnaast zorgt ongelijkheid ook voor schade aan de economie zelf: het remt de groei én draagt bij aan economische instabiliteit.

Dus hoewel we met deze gemiddelde cijfers over het groeiende spaarvermogen geneigd zijn te denken dat het financieel “exceptioneel” goed gaat met ons Nederlanders, laten ze niet het hele verhaal zien. “Het is belangrijk om je niet blind te staren op cijfers, maar naar de mensen te blijven kijken,” aldus Went.

Pagina's